Willem Kloos
door Frans Hulleman.
Naar aanleiding van den vierden druk zijner verzen.
Uitg. Wereld-Bibliotheek.
Als achttienjarig ‘jonchelinch’, in den dweepzieken tijd van zalig minnen en doelloos dolen, van klanken en rhythmen, van tranen en lachen, van diepgevoelde poëzie, vindt ge de verzen van Willem Kloos een openbaring en de dichter-zelf een godbegenadigd mensch.
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon.
Je leest zulke regelen voor aan anderen, in de huiskamer, op straat of in de wei, maar de luisterende schare wil er niet aan, ze schudt het hoofd en spreekt van dwaas en krankzinnig:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
Die man lijdt aan hoogmoedswaanzin. Je tracht een verklaring te geven voor de echtheid van dien regel, je wijst op de overeenkomst met de fantastische zeggingskracht in het beeldend sonnet van Jacques Perk:
‘De Godheid troont diep in mijn trotsch gemoed.’
Maar de menschen loopen weg. Er is niemand die meer naar je luistert. De één gaat naar school, de ander naar een kantoor, een derde naar de fabriek, een vierde....
En je blijft met Willem Kloos alleen achter.
De vraag rijst op: hebben die menschen dan geen gevoel, geen verbeelding, kennen ze geen passie, geen haat, geen liefde, geen teederheid, hebben ze geen oog voor zuivere natuurweerspiegeling als in:
De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining,
De Zee waarin mijn ziel zichzelf weerspiegeld ziet;
Gevoelen die nuchtere, dagelijksche proza-menschen dan geen zweem van waardeering voor dichterlijke stemmingsbeelden als:
De boomen dorren in het laat seizoen,
En wachten roerloos den nabijen winter?
Neen. Ze moeten geld-verdienen. Ze moeten naar het Heyermansche woord zich een vaste po-pó-pósitie veroveren. Hebt u ooit een huwelijksadvertentie gelezen waarin vermeld staat: ‘Een dame, P.G. niet onbemiddeld, wenscht kennismaking met Heer met standvastige genegenheid voor Kloos' verzen?’
De positie, de geldelijke basis, is alles.
Keeren wij thans tot den ernst terug. De verzen van Willem Kloos zijn prachige, sonore klanken uit het verleden. Zij hebben een historische beteekenis verkregen. Was de stem van Jacques Perk in zijn Mathildecyclus als het fijne gekwinkeleer van een vogel, die de lente inluidt, Willem Kloos was de tierelierende zanger van den Zomer-in-de-Letterkunde, vol-uit en breed, teeder en trotsch, al naar de stemming van het oogenblik.