De noodzakelijke verschuivingen en het overgaan van het eene kamp naar het ander, weerspiegelt voldoende het verschuiven van het ideologische zwaartepunt der litteratuur in de richting der proletarische ideologie.
Bijzondere aandacht, vroeg de leiding van de ‘Rapp.’, maar ook daar teekende zich een oppositie af. (Panserow, Deymenski) die met het achterblijven van Fadejew, Libedinski en andere vooraanstaande proletarische schrijvers bij de Rapp, bij de politieke opgaven van de dag, ontevreden waren.
Om kort te gaan, de jaren 1927-1930 waren een tijd van bijzonder verscherpte litteraire strijd, die onmiddellijk de strijd om het socialisme in het land zelf, weerspiegelde. De zelfmoord van Majakowski op 14 April 1930 gaf duidelijk te verstaan, dat het hier op leven en dood ging. Het verleden eischte een offer van het heden, maar het heden ontrukte het de zegepraal der toekomst.
Wanneer men de balans van deze jaren beziet, dan moet men vaststellen, dat de meerderheid der ‘meeloopers’ ten gunste van het proletariaat heeft besloten.
Dit groeiproces met zijn vooruitgangen, maar ook in zijn tijdelijke achteruitgang, kan men b.v. heel goed in het werk van Leonid Leonows nagaan. Nog sterker misschien bij Marietta Schaginjan, die als mystiker begon en in 1931 ‘das wasserkraftwerk’ schreef een van de beste Russische romans over de socialistische opbouw.
Maar niet alleen de meerderheid der meeloopers brachten met het voortschrijden der revolutie hun scheppende arbeid tot ontplooiing, ook de proletarische litteratuursbeweging had in de laatste jaren een geweldige vlucht genomen. In de zomers van 1930, las Kirchon vanaf de tribune in de groote schouwburg, waar de zestiende partijdag der bolsjewiki daagde, vol trotsch de lange lijst van door proletariërs geschreven boeken voor. Het waren er meer dan vijftig, waaronder de roman ‘Genossenschaft der Habennichtse’ van Paraferow, de roman van Fadejew ‘des letzten der Udcho’, de roman van Scholochow, van Schwandastawski, Serafimowitsch, Altausen en vele anderen.
Wanneer wij ons het wezen van de proletarische litteratuur in de Sowjet-Unie in deze jaren voor de geest willen roepen, dan moeten wij naast de rij van deze boeken ook de tallooze duizende koppen die er zich overbogen voor oogen stellen. Men kan de proletarische litteratuur niet begrijpen, als men ze van de cultureele revolutie in de gansche Sovjet-Unie losmaakt. Het is geen toeval, dat Wladimir Stawski, schrijver van de boeken ‘Stanitza’ en ‘Anlauf’ als arbeiders-correspondent met gewone krantenberichtjes begonnen is. Panserow was voorzitter van een dorps-sovjet, Tschumandrin een arbeider.
Onverbrekelijke samenhang met de kultuurbeweging der arbeidersmassa, dat is de meest kenmerkende eigenschap van de proletarische litteratuurbeweging en klasse-activiteit is haar grondslag. Stawski stelde zelfs de theorie op, over het nieuwe type van de proletarische schrijver, over de onvoorwaardelijke deelname aan de practijk der socialistische opbouw (met goed gevolg door Sergej Tretjakow ondernomen).
Organisatorisch was de rapp tot de leidende litteraire organisatie geworden, dat wil zeggen, de boeken van de Rapp-schrijvers stonden in het middelpunt der belangstelling en werden als een soort voorbeeld beschouwd.