Maar het is toch niet zoo kunstig gebeurd, of hier en daar bleef al te duidelijk een krijtstreepje zichtbaar en het is onze taak deze krijtstreepjes en hun beteekenis onder de loupe te nemen.
‘Het schip gedroeg zich zooals het gebouwd was, eerzaam en standvastig, naar den aard der schepen die sinds eeuwen de welvaart van Holland maakten, schepen die geen andere geschiedenis hadden dan de heeren en de varensgezellen, arbeid, zorg, loon, trouw.’ blz. 20 en, even verder:
‘Hoewel er vele schepen zeilden onder de Nederlandsche vlag moeten hardvochtige of kwade kapiteins zeldzaam geweest zijn, want hun namen kende iedere matroos’. blz. 21.
Nietwaar, welk een idylle!
Welk een ideaal, de rechtvaardige wereld, waar wreedheid zeldzaam is en arbeid met loon, zorg met trouw wordt vergolden!
Welk een ideaal was deze ‘christelijke zeevaart’, toen de matrozen nog niet aan loonskonflikten of organisatie dachten, maar uit louter liefde voor het schip desnoods, zooals Brouwer, de heele reis, vrijwillig dubbel werk verrichten.
‘En zes uren van den nacht stond hij gewoonlijk aan het rad. (Na 12 uur werk overdag als zeilmaker! ja). Hij werd mager en zijn oogen fonkelden. Niemand sprak er van, niemand wees er op, maar een ieder zag de frischheid van het schip in de vele kleinigheden die aan iets dat oud schijnt een jong voorkomen kunnen geven.... Nog voor de Hollandsche kust in zicht kwam had het schip binnen 2 dagen nieuwe verf en een gepuimd dek.’ 73. Zie je, als de kerels zóó maar weer wouen, werken uit louter liefde voor hun werk, 16 desnoods 18 uren, zonder te vragen naar het loon, zonder zoo'n ziekelijk onzeemansachtig verlangen als kapitein Wilkens er op na houdt voor zijn vrouw en kinderen (dat past een zeeman niet, en hij gaat dan ook behoorlijk naar de bliksem!), dan was alles pays en vreê, geluk en welvaart voor reeders en matrozen, zooals vroeger!
Zooals vroeger?
Ai, was het werkelijk zoo, in de dagen der laatste zeilschepen, als van Schendel ons hier met macht van scheepstermen tracht te suggereeren? Bestond er geen straf van kielhalen, van de ra werpen, voor de mast binden, in de ijzers sluiten? Geen scheurbuik door het slechte gezouten vleesch, geen stinkend water in de gezwavelde tonnen, geen ronseling van onwillige schepelingen in de kroegen. Was het heusch louter de magiek van ‘telkens een andere boeg’, die hun gevangen nam?
En was het werkelijk een volkomen Nederlandsche bemanning die daar, het moet omstreeks 1860 geweest zijn, met de Johanna Maria uitzeilde? Dat is dan wel een bijzonderheid die aan de balk gemerkt mag worden, want in die dagen voeren Nederlandsche schepen meest met