Liederen der orde van St. Peter, voor de loge De zon(1781)–Anoniem Liederen der Orde van St. Peter, voor de loge De zon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Gelukstaat van Peters Orde. Komt, Broeders! laat ons vrolijk kweelen Op 't schoon tafreel van ons geluk. Alwie in ons ge- heim mag deelen, Vind zijnen boezem vrij van druk. Niets kan ons grooter vreugd ver- wekken Dan dat wij vrede en vriendschap voên. De Driehoek, zon en sleutels strekken Op onze Feesten ons blazoen. [pagina 77] [p. 77] Zich onverbreeklyk t'zaam te binden In Peters Orde is onze taak. Waar kan men beter oogmerk vinden? Wy smaaken dus het waar vermaak, Waar door we, ondanks een' storm van rampen, De kalmte koestren in 't gemoed. Onnozelheid heeft nooit te kampen Met wanhoop in den tegenspoed. Dat wy de schoone Kunne myden Is uit voorzichtigheid alleen, Op dat we ons meer der Vriendschap wyden, Die vaak door Liefde word bestreên, En somtyds moet de neêrlaag duchten: Want, Broeders! immers is het niet Haar met yerächtlykheid te ontvluchten, Wanneer men haare kracht ontziet. Dit is vooräl in ons te pryzen. Geen afkomt baart hier onderscheid. Wy willen onzen pligt bewyzen Aan de eedle deugd, Menschlievenheid. Den hoogmoed trachten wy te vellen: Dit is onze opperste geneugt, Daar wy niets hoogs in menschen stellen Dan hun Verdiensten, Vlyt en Deugd. Verblyd u, zegenryke Bende! Leeft steeds, ô Broeders! wys en kuisch! En brengt uw roeping wel ten ende! Zo treffe u hartenleed noch kruis! Wilt tweedragt overal vervolgen, Tot dat zy in den afgrond vall'. Weest eeuwig op den nyd verbolgen, En strekt ten voorbeeld van 't Heeläl. Vorige Volgende