Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)
(2010)–Anoniem Liesveltbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDie Apostel bethoont, dat hi onder die van Corinthen niedt gebruyct en heeft die subtijlheyt ende hoocheyt der wereltlijcker leere die welcke men spreken moet biden volmaecten diese begripen ende onderscheyden mogen. Aengesien dattet geestelijcke menschen sijn. | |
1Ga naar margenoot+ENde lieue broeders, doe ick tot v quam, doen en quam ic nyet in hoocheyt der woorden, oft in hooge wijsheyt, v vercondigende die predicatie Cristi. | |
2Want ic en heb mi niet wt wtgeuen yet te weten onder v, dan alleene in Iesum Cristum, ende dyen gecruyst. | |
3Ende ic hebbe bi v geweest, met crancheydt met beuen, ende vele vreesen. | |
4Ende mijn woort ende mijn prekinge en heeft niet geweest in properen woorden der menschelijcker wijsheyt, mer in een bewisen des geests der cracht, | |
5op dat v gelooue niet en staet op der menschen wijsheyt, mer op der cracht Gods. | |
6Ga naar margenoot+Mer daer wi afspreken, dat is een wijsheyt dye den volmaecten toebehoort, ende nyet een wijsheydt deser werelt, noch ooc niet der ouersten deser weerelt, die ten laetsten vergaen moeten, | |
7mer wi spreken van die wijsheyt Gods, die in dye verborgentheyt verborgen is, die God voor die werelt geordineert heeft tot onser glorien, | |
8die welcke niemant vanden ouersten deser werelt bekent en heeft, Want hadden si dye bekent, si en hadden den coninc der glorien niet ghecruyst. Ga naar margenoot+ | |
9Mer als gescreuen is, Dat noch ooge en sach noch oore en hoorde, noch in geens menschen herten en quam, dat God bereyt heeft den ghenen dye hem liefhebben. | |
10Ga naar margenoot+Mer ons heeft God geopenbaert door sinen geest Want die geest ondersoect alle dinc, ooc die Ga naar margenoota diepte der Godheyt, | |
11Want wat mensce weet wat inden mensche is, dan alleen die geest des menschen, die in hem is? Also ooc, Nyemant en weet wat in God is, dan dye geest Gods, | |
12Mer wi en hebben deser werelt geest niet ontfangen, Mer den geest die wt God is, op dat wy weten mogen die gauen die van Gode ons gegheuen sijn, | |
13die wi ooc spreken, niet in geleerden woorden der menschelijcker wijsheyt, mer met cloecken woorden des heyligen geests, ende ordeelen geestelijcke saken geestelic, | |
14Want een natuerlic mensce en smaect niet vanden geest Gods, Ga naar margenoot+ Het is hem een sotheyt, ende hi en cans niet bekennen, want het moet in geestelijcker manieren gheoordeelt worden, | |
15Want een gheestelick mensche ordeelt ende ondersceyt alle dinc, ende hi en wert van nyemanden geoordeelt, also ghescreuen is, | |
16Want wie heeft bekent des HEREN sin? of wie wil hem onderwijsen? Mer wi houden den sin Christi. |
|