Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel– rechtenstatus



¶ Na dat die stadt ghetimmert was, soo en worden die poorten niet opgedaen, voor dat die sonne opghinck, Hier worden oock ghenoemt die van Babylonien, die te Hierusalem ghetogen sijn.
Dat .vij. Capittel
1 Ga naar margenoot+DOen wy nv dye mueren ghetymmert hadden, hinck ick dye dueren, ende dye poortwachters worden ghestelt,
2 ende sanghers ende Leuiten, Ende ick gheboodt mijnen broeder Hanani, ende Hanania, den palleys baliuwe te Ierusalem, want hi was een getrouwe man ende Godvruchtich voor vele andere,
3 ende sprack tot hem, Men en sal die poorten Hierusalem
[pagina *]
niet open doen, tot dat die sonne heet schijne, ende alsmen noch arbeyt, salmen die dueren toeslaen, ende grendelen, Ende daer werden bewaerders gestelt wt den borgheren te Ierusalem, elc op sijn hoede, ende om sijn huys
4 Die stadt was wijt van ruymte ende groot, maer luttel volcx daer inne, ende die huysen en waren niet getimmert
5 Ga naar margenoot+Ende mijn God gaf mi int herte, dat ic die raetsheren vergaderde, ende die ouersten, ende dat volc, om haer te rekenen, ende ick vant een register haerder rekeninghen,
6 die te voren opghecomen waren wt der geuanghenissen, die NebucadNezar die coninck te Babel wech hadde gheuoert, ende te Ierusalem woonden, ende in Iuda, elc in sine stadt,
7 ende waren ghecomen met Serubabel, Iesua, Nehemia, Azaria, Raamia, Nahemani, Mardachai, Bilzan, Mispereth, Bigeuai, Nehum ende Baena. Ga naar margenoot+ Dit is dat ghetal vanden mannen vanden volcke Israel,
8 Die kinderen Pareos waren twee duysent, hondert ende .lxxij.
9 Der kinderen Sephatia, drie hondert ende .lxxij.
10 Der kinderen Arah, ses hondert ende .lij.
11 Der kinderen Pahath, Moab onder den kinderen Iesua ende Ioab, twee duysent, acht hondert, ende xviij.
12 Der kinderen Elam, duysent, twee hondert ende liiij. Der kinderen Sathu, acht hondert, ende .xlv.
13 Der kinderen Sacai, seuen hondert ende tsestich.
14 Der kinderen Benui ses hondert ende .xlviij.
15 Der kinderen Bebai, ses hondert, ende .xxviij.
16 Der kinderen Asgad twee duysent, drie hondert ende .xxij. Der kinderen Adonikam ses hondert ende tsestich.
17 Der kinderen Begeuai, twee duysent, ende .lxvij.
18 Der kinderen Aden, ses hondert, ende .lv.
19 Der kinderen Ater van Hiskia .xcviij.
20 Der kinderen Hasum drie hondert, ende .xxviij.
21 Der kinderen Bezai, drie hondert, ende .xxiiij.
22 Der kinderen Hariph hondert, ende twaelf.
23 Der kinderen Gibeon .xcv.
24 Der mannen van Bethleem ende Netopha, hondert ende .lxxxviij.
25 Ga naar margenoot+Der mannen van Anathoth, hondert ende .xlij.
26 Der mannen van BethAsmaueth .xlij.
27 Der mannen van KiriathIearim Caphira ende Beeroth, seuen hondert ende .xliij.
28 Der mannen van Rama ende Gaba ses hondert ende .xxi.
29 Der mannen van Michmas hondert, ende .xxij.
30 Der mannen van Bethel ende Ai, hondert ende .xxiij.
31 Der mannen van Nebo hondert, ende .lij.
32 Der kinderen des anderen Elam, duysent, twee hondert ende .liiij.
33 Der kinderen Harim drie hondert ende .xx.
34 Der kinderen Ieriho drie hondert ende .xlv.
35 Der kinderen Lodhaddid ende Ono, seuen hondert, ende .xxi.
36 Der kinderen Senaa drie duysent, negen hondert ende dertich.
37 Die priesters, Die kinderen Iedaia, vanden huyse Iesua, negen hondert, ende .lxxiij.
38 Der kinderen Immer duysent ende .lij.
39 Der kinderen Pashur, duysent, twee hondert, ende .xlvij.
40 Der kinderen Harim .M. ende .xvij.
41 Die Leuiten, Der kinderen Iesua van Kadmiel, onder den kinderen Hodua .lxxiiij.
42 die sangers. Der kinderen Assaph, hondert ende .xlviij.
43 Ga naar margenoot+dye poortwachters waren. Die kinderen Sallum,
44 die kinderen Ater die kinderen Talmon, die kinderen Akub, die kinderen Hathitha, die kinderen Sobai, al tsamen hondert ende .xxxviij.
45 Die Nethinim, die kinderen Siha, dye kinderen Hasupa, die kinderen Tabaoth,
46 die kinderen Keros die kinderen Sia, die kinderen Padon, die kinderen Libada, die kinderen Hagaba, die kinderen Salmai,
47 de kinderen Hanan, die kinderen Giddel,
48 die kinderen Gahar, die kinderen Reaia,
49 die kinderen Resin, die kinderen Nekoda,
50 die kinderen Gasam, die kinderen Vsa, dye kinderen Passeah,
51 die kinderen Bessai, dye kinderen Megunim, de kinderen Nephussim,
52 de kinderen Bakbuk, die kinderen Hakupha, die kinderen Harhur,
53 die kinderen Bazlith, die kinderen Mehida, die kinderen Harsa,
54 die kinderen Barbos, die kinderen Sissera, die kinderen Thamath,
55 die kinderen Neziah, die kinderen Hathipha,
56 die kinderen der knechten Solomo waren, die kinderen Sotai, die kinderen Sophereth, dye kinderen Prida,
57 die kinderen Iaela, die kinderen Darbon die kinderen Giddel,
58 die kinderen Sephatia, die kinderen Hatil, die kinderen Procereth van Sebaim, dye kinderen Amon,
59 Alle der Nethinim ende kinderen der knechten Salomo, waren drie hondert ende .xcij.
60 Ga naar margenoot+Ende dese trocken ooc mede op tot Mithel, MerlaThel, Harsa, Cherub, Abdon, ende Immer,
61 mer si en consten haers vaders huys niet ghetoonen, noch haer zaet oft si wt Israel waren.
62 Die kinderen Delaia, dye kinderen Tobia, ende die kinderen Nekoda, waren ses hondert ende tweenueertich,
63 Ende vanden priesteren waren die kinderen Habaia, die kinderen Hakoz, dye kinderen Barsillai,
64 die wt den dochteren Barsillai, des Gileaditers een wijf nam, ende wert na der seluer namen genoemt
65 Dese sochten haerder gheboorten registere, ende doen si het niet en vonden, worden si los vanden priesterscap,
66 ende Hathirsatha sprac tot hen, Dat si vanden alder heylichsten niet en souden eten, tot dat een priester op stonde, met den Lichte ende Volheyt.
67 Der gheheelder ghemeynten als een man, was xlij. duysent, drie hondert, ende tsestich,
68 wtghenomen hare knechten ende maerten, Ga naar margenoot+ dier waren seuen duysent drie hondert ende seuenendertich, ende hadden .ij. hondert ende vijuenueertich sangers, ende sangerssen,
69 seuen hondert sessendertich peerden, twee hondert ende .xlv. muylen
70 vier hondert ende vijuendertich kemelen, ses duysent seuen hondert ende twintich ezelen.
71 Ende sommighe der ouerster vaderen gauen totten werck,
72 Hathirsatha ghaf totten schat duysent gulden, vijftich beckens, vijf hondert ende dertich priesters rocken.
73 Ende sommige ouerste vaderen gauen totten schat aen dat werck twintich duysent gulden, ende twee duysent, ende twee hondert ponden siluers,
74 Ende dat ander volc gaf twintich duysent gulden, ende twee duysent pont siluers, ende seuen ende tsestich priesters rocken,
75 Ende die priesters ende Leuiten, die poortwachters, dye sangers, ende sommige des volcx, ende die Nethinim, ende geheele Israel ghinghen in haer steden sitten.	margenoot+ A vers 1 margenoot+ B vers 5 margenoot+ C vers 7 margenoot+ D vers 25 margenoot+ E vers 43 margenoot+ F vers 60 margenoot+ G vers 68

Vorige Volgende

Dat .vij. Capittel

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

75