De totstandkoming en de ontvangst van de Liesveltbijbel
In de eerste helft van de zestiende eeuw is in de Lage Landen een duidelijke groei van de boekproductie waar te nemen, waarin de Zuidelijke Nederlanden, met name de metropool Antwerpen, het grootste aandeel hebben. Uit bibliografisch onderzoek is bekend dat in de periode 1500-1540 51 drukkers in de Noordelijke en 82 in de Zuidelijke Nederlanden werkzaam waren. De 66 Antwerpse boekdrukkers namen met 2254 edities 55 % van de totale boekproductie in de Nederlanden voor hun rekening. Voor ruim de helft bestond deze boekproductie uit theologische werken. De welvarende Nederlanden met hun hoge urbanisatie- en alfabetiseringsgraad huisvestten een leespubliek met een grote belangstelling voor stichtelijke teksten. Een bijzonder sterke groei valt dan ook te constateren voor de bijbels, waarvan het aandeel in de totale boekproductie tussen 1500 en 1540 procentueel stijgt van 1,6 naar 6 %. Uitgaande van het productievolume en niet van het aantal titels maakten bijbels in de periode 1477-1540 maar liefst 20 % van de totale boekproductie uit. In De Nederlandse bijbelvertalingen 1522-1545 (1997) deelt A.A. den Hollander mee dat er in het door hem onderzochte tijdvak tachtig verschillende bijbeldrukken verschenen, waaronder zeventien volledige bijbels, alle in folio-formaat. Den Hollander schat dat er in de Lage Landen in de periode 1520-1566 ca. 200.000 exemplaren van Nederlandstalige bijbeluitgaven zijn verspreid, op een bevolking van ca. 5 miljoen mensen.
De Antwerpse drukker, uitgever en boekverkoper Jacob van Liesvelt (rond 1498-1545) behoort met een productie van ruim zeventig edities tussen 1520 en 1544 tot de middelgrote drukkers van zijn tijd. Zijn – vrijwel geheel Nederlandstalige – fonds omvat naast theologische werken, ordonnantiën en almanakken ook een keizerlijk plakkaat tegen de wederdopers en een editie van de eerste bundel Refereinen van de fel antireformatorische dichteres Anna Bijns. In 1540 drukte hij voor de Brusselse boekverkoper Marck Martens twee uitgaven van een nieuw plakkaat tegen de ketterij. Andere werken, waaronder een gebedboek met een Nederlandse vertaling van Erasmus’ Precatio dominica en enkele Erasmus-edities, belandden op de index van verboden boeken. In kerkelijk-theologisch opzicht vertoont Liesvelts fonds aldus een gemengde samenstelling. Kennelijk wilde de uitgever-zakenman met zijn uitgaven inspelen op de leesbehoeften van verschillende groeperingen.
De negentien bijbeledities die door hem op de markt zijn gebracht, beslaan ruim een kwart van de totale fondslijst. Daarmee is Jacob van Liesvelt de grootste leverancier van Nederlandse bijbelvertalingen in de eerste helft van de zestiende eeuw.
In 1526 bracht Jacob van Liesvelt te Antwerpen de eerste complete gedrukte Nederlandse bijbel op de markt, Dat oude ende dat nieuvve testament. Deze ‘Liesveltbijbel’ – aldus de naam waaronder de bijbels van Jacob van Liesvelt later bekend werden – had nog geen versindeling, deze zou pas in het midden van de zestiende eeuw in gebruik komen. Om het terugvinden van passages te vergemakkelijken, was ieder hoofdstuk verdeeld in stukken die in de marge worden aangeduid door de letters A-G. De met 65 houtsneden verluchte folio-bijbel bood een tekst die in veel opzichten terugging op Maarten Luther, die enkele jaren eerder begonnen was met zijn Duitse bijbelvertaling. Zo bood Liesvelt o.m. van de boeken Genesis-Deuteronomium een tekst die via een eerdere Nederlandstalige editie terugging op Luthers vertaling van de Pentateuch uit 1523, waarbij Liesvelts tekst op enkele punten opnieuw naar het Duits was verbeterd. De boeken Jozua tot en met Esther waren de eerste Nederlandse vertaling van Luthers eerste editie van 1524, evenals de tekst van Job tot en met het Hooglied. Jona is vertaald uit de Luthereditie van 1526, en het Nieuwe Testament was een nieuwe vertaling van de Luthertekst naar de tweede editie van 1522. Voor de overige gedeelten maakte Van Liesvelt gebruik van bestaande vertalingen of liet hij nieuwe vertalingen uit de Vulgata maken. In de eerste uitgave van de Liesveltbijbel zijn slechts enkele kanttekeningen opgenomen met verwijzingen naar thematisch overeenstemmende schriftplaatsen.
Op de titelpagina van de Liesveltbijbel van 1526 vinden we nog niet het predicaat Cum Gratia et Priuilegio, waarmee aangeduid werd dat de autoriteiten toestemming verleend hadden voor het drukken. Kennelijk heeft Liesvelt het privilege iets later verworven en het vervolgens onder de titel van alle latere uitgaven geplaatst. De Bruin vermoedt dat het stadsbestuur van Antwerpen “in een periode, dat bepaalde overheidspersonen een iets lankmoediger houding tegenover drukkers van ketterse boeken aannamen, zijn goedkeuring niet [heeft] willen weigeren”. Bij de editie van 1542, die thans is gedigitaliseerd, zou deze tolerante houding van de autoriteiten echter in het tegendeel verkeren.
In 1532 publiceerde Liesvelt wederom een complete bijbeleditie, met een gewijzigde titel: Den Bibel met grooter neersticheyt gecorrigeert, ende op die canten gheset den ouderdom der werelt, ende hoe lange die gheschiedenissen ende historien der Bibelen elck int zijn voor Christus gheboorte gheweest zijn, ende daer bi vergadert uut Fasciculus temporum, ende uut dye chronike van alder werelt, die principael historien der machtiger heydenscher conincrijcken, daer die heylige scrift oock dickwils af vermaent, tot een claerder verstant der Bibelscher historien, ende oock een onderscheyt der tijden te hebben. Cum gratia et Privilegio. Ook met deze bijbel poogde Liesvelt een actuele Luthervertaling te leveren. Zo waren thans ook de profeten naar Luther vertaald, op Baruch na, dat nog niet door Luther was bewerkt. De tekst van het Nieuwe Testament is geheel gebaseerd op de tekst in de editie van Adriaen van Berghen uit 1524. De in deze edities opgenomen voorrede, beginnend met de woorden: “Aenghesien dat die ongeleertheyt ende simpelheyt van veel menschen”, is een uittreksel in het Nederlands van Luthers voorrede bij diens Oude Testament van 1523, waarin Luther zijn visie op de bijbel ontvouwt door te betogen dat het Oude Testament niet alleen bijbelse geschiedenissen bevat, maar tevens preludeert op de vervulling en genade die in het Nieuwe Testament worden verkondigd, “als die wendeldoecken daer Cristus in gewonden leyt”. Het aantal houtsneden was met 110 bijna verdubbeld. Boven de hoofdstukken zijn korte inhoudsopgaven geplaatst, het aantal kanttekeningen met verwijzingen is toegenomen en in de marge zijn ook enkele tijdrekenkundige aantekeningen geplaatst. Herdrukken verschenen in 1534 en 1535.
In 1538 verscheen een bijbeleditie op naam van “Hansken van Liesuelt”, waarvan de tekst is gebaseerd op de edities uit 1532 en 1535. Voor de sierrand op het titelblad van het Nieuwe Testament en voor een aantal houtsneden in het Oude Testament werd gebruikgemaakt van de blokken van eerdere Liesveltedities. Het aantal illustraties nam toe tot 228.
In 1542 brengt Liesvelt maar liefst twee complete bijbeluitgaven tegelijk op de markt. Op de titelpagina wordt thans vermeld: Nv ooc laetstwerf met groter neersticheyt ghecorrigeert wt die alder oudtste ende geapprobeertste Copien, die welcke gedruckt sijn. Ende dat inhout bouen elcken capittel des seluen Capittels, soo wel des ouden Testaments als des nieuwen Testaments. Met noch sommighe schoone verclaringen op dye canten, dye op dander noyt geweest en sijn. De laatste zin wordt in de eerdere edities niet aangetroffen. De beide uitgaven van het jaar 1542 bevatten wederom de Lutherse voorrede die reeds was afgedrukt in de bijbels van 1532, 1534, 1535 en 1538. De tekst gaat terug op de editie van Hansken van Liesvelt uit 1538.
Reeds in de achttiende eeuw wijst de bijbelverzamelaar en -kenner Isaac le Long op tekstuele verschillen tussen de twee uitgaven van het jaar 1542: “In ’t naauwer ondersoeken, dat sommige Exemplaaren noch wat beter dan andere uytsaagen, heb ik bevonden, dat’er tweederlye Drukken zyn, achter welke staat geprint den 3. Juny Ao. 1542. waar van de tweede Druk eenigsints beschaafder van Letter is, en gemaklyk kan onderscheyden worden. Waar uyt blijkt dat’er groote quantiteit van desen Druk zyn aangelegt, en dat de Drukker sulks, om het baatsuchtige nadrukken van andere te beletten, hier meede heeft poogen te verbergen.” Le Long veronderstelt hier dat Liesvelt zijn werk in een grote oplage op de markt heeft gebracht om roofdrukkers de wind uit de zeilen te nemen.
Ter illustratie van de verschillen tussen de twee uitgaven een fragment uit Genesis (12:1-6):
Den Hollander (1997) nr. 72-a, bibliasacra 1542.B.dut.JvL.a (geraadpleegd exemplaar: ’s-Gravenhage MMW 5 B 4):
ENde die HEERE sprack tot Abram. Gaet wt ws vaders lant, ende van v maechschappen, ende wt ws vaders huys, in een landt dat ic v thoonen sal, ende ic sal v tot eenen grooten volcke maken Ende ick sal v gebenedien, ende ic sal uwen naem groot maken, Ende ghi sult een gebenedidinge sijn, Ic salse gebenedien die v gebenedien, ende veruloecken die v veruloecken, ende in v sullen gebenedijt worden alle geslachten der aerden.
Doen ghinc Abram wt, alsoot hem die HERE beuolen hadde, ende Lot tooch met hem. Abram was .lxxv. iaer out, doen hi wt Haran tooch. Also nam Abram zijn wijf Zarai, ende Lot sijns broeders soon met alle haerder hauen die si ghewonnen hadden, ende sielen die si geuoet hadden, in Haran, ende reysden wt na dat lant Canaan. Ende als si in dat selue lant comen waren, doorleet hi door dat lant totter stadt van Sichim, ende totten dale More, Want te dien tijt woonden daer Cananiten int lant.
Den Hollander (1997) nr. 72, bibliasacra 1542.B.dut.JvL.b (geraadpleegd exemplaar: Amsterdam BVU XC 05046):
ENde die HERE sprack tot Abraham, Gaet wt ws vaders landt, ende van v maechschappen, ende wt ws vaders huys, in een lant dat ick v thoonen sal, ende ick sal v tot eenen grooten volcke maken, ende ick sal v ghebenedien, ende ick sal uwen naem groot maken, Ende ghi sult een gebenedidinge zijn, Ic salse gebenedien die v gebenedien, ende veruloecken die v veruloecken, ende in v sullen gebenedijt worden alle geslachten der aerden.
Doen ginc Abram wt, alsoot hem die HERE beuolen hadde, ende Lot tooch met hem. Abram was .lxxv. iaer out, doen hi wt Haran tooch. Also nam Abram zijn wijf Zarai, ende Loth zijns broeders soon met alle haerder hauen die si gewonnen hadden, ende sielen die si geuoet hadden, in Haran, ende reysden wt na dat lant Canaan. Ende als si in dat selue lant comen waren, doorleet hi door dat lant totter stat van Sichim, ende totten dale More, Want te dien tyde woonden daer Cananiten int lant.
We zien enkele kleine verschillen in de spelling en het gebruik van breviaturen. Bij andere pagina’s lijkt het zetsel van de twee uitgaven van het jaar 1542 weer volkomen identiek; kennelijk is er ook gewerkt met staand zetsel. Dit werpt een interessant licht op de productiewijze van Jacob van Liesvelt, die zeker nader onderzoek verdient.
Aan de tekst van beide uitgaven van 1542 werden, zoals in de slotzin van de titel in het oog springend was aangekondigd, meer kanttekeningen toegevoegd. Vele daarvan vertoonden een onmiskenbaar protestantse signatuur. Enkele voorbeelden:
* bij Matteüs 4:17: Penitencie doen, dat is berou hebben, ende dat quaet leuen laten wt liefden der gherechticheyt, ende versaken der sonden act. |
* bij Matteüs 7:15: Valsche propheten sijn predicanten die dat woordt Goods verkeeren. Scaeps cleedren, dats wtwendige gheueysde heylicheyt. |
* bij 1 Timoteüs 4:8: Godsalicheyt is, die eere diemen God sculdich is, dat is in hem alleen te betrouwen. |
* bij Kolossenzen 1:2: genade dats vergeuinge der sonden door cristum, vrede dat is dat in ons is te weten dat wi seker gelouen door cristum salich te sijn |
* bij 1 Petrus 2:5: opten steen getimmert sijn, is alle onse hope setten op cristum alleen. |
Deze en dergelijke reformatorisch getinte verclaringen op dye canten zouden de uitgever fataal worden. Van Liesvelt was al eerder in aanraking geweest met de justitie. In 1536 had hij zich moeten verantwoorden voor het drukken van een bul van paus Paulus III zonder dat hem daarvoor de vereiste toestemming was verleend. In 1542 werd hij aangeklaagd voor het uitgeven van het boekje Troostinghe der godlycker scrift, waarbij Van Liesvelt kon aantonen dat dit werk alleen bestond uit uittreksels uit andere boeken die nooit verboden waren. In 1545 nam de kettervervolging toe. Door de schout van Antwerpen werd een rechtsvervolging ingesteld omdat in de kanttekeningen van Liesvelts bijbel te lezen stond dat de zaligheid uitsluitend van Christus komt. Op 27 november werd de aanklacht door de stedelijke rechtbank ontvankelijk verklaard, hetgeen gelijkstond met het uitspreken van het doodvonnis. De dag daarna is Jacob van Liesvelt onthoofd. Uit de processtukken blijkt volgens De Bruin/Broeyer dat hij wegens de kanttekeningen is veroordeeld, niet, zoals vroeger wel beweerd, vanwege een illustratie bij Matteüs 4:3, waarop de duivel staat afgebeeld in monnikspij met een rozenkrans om zijn middel. In andere publicaties (o.m. François 2005) wordt benadrukt dat vooral het feit dat Liesvelt de gewijzigde herdrukken van zijn bijbel zonder toetsemming bleef voorzien van het predicaat Cum gratia et privilegio de autoriteiten een doorn in het oog moet zijn geweest.
Dat de Liesveltbijbel van 1542 in het jaar 1546 op de Leuvense index werd geplaatst, kon niet verhinderen dat deze bij de gereformeerden tot 1556 in gebruik bleef. De luthersen en de doopsgezinden hebben de Liesveltbijbel gebruikt tot het verschijnen van de Biestkensbijbel in 1560. Isaac le Long deelt van de Liesveltbijbel van 1542 mede: “Egter zyn de meeste deser Exemplaren, die wy hebben, en gesien hebben soo elendig gehaavent geweest, dat men sien konde datse door neerstige Leesers gebruykt waren.” (Boek-Zaal der Nederduitsche Bybels. Tweede uitgave. Hoorn 1764, p. 567). In de jaren 1559, 1560, 1562, 1564 en 1569 verschenen nog eens vijf uitgaven, naar de ‘oprechte Copye van Liesveldt’, echter zonder vermelding van drukker en plaats van uitgave.
Ook na de jaren zestig van de zestiende eeuw bleef de Liesvelt in gebruik. Le Long vermeldt na 1569 nog achttien folio-uitgaven van de Liesveltbijbel, waarvan de eerste in 1581 bij Dirks Mulen te Rotterdam, de twee laatste in 1629 te Hoorn en Amsterdam verschenen. Alleen al in 1616 verschenen te Amsterdam, Nijmegen en Arnhem vier edities. In deze latere edities is de bijbeltekst in uiterlijk opzicht enigszins aangepast. Ter illustratie volgen hier de reeds geciteerde verzen Genesis 12:1-6 naar de Liesveltbijbel, die in 1612 te Amsterdam verscheen bij Willem Jansz. Stam:
ENde de Heere sprac tot Abram: Gaet uyt ws vaders lant, ende van u maechschappen, ende uyt ws vaders huys, in een landt dat ick u toonen sal. Ende ick sal u tot eenen grooten volcke maken, ende ick sal u ghebenedijden, ende ick sal uwen naem groot maken, ende ghy sult een ghebenedijdinghe zijn. Ick salse ghebenedijen, die u gebenedijen, ende vervloecken die u vervloecken. Ende in u sullen gebenedijt werden alle geslachten der Aerden. Doe ginc Abram uyt alsoot hem de Heere bevolen hadde, ende Loth tooch met hem. Abraham was lxxv. Iaer out doe hy uyt Haran trock. Also nam Abram zijn wijf Sarai, ende Loth zijns broeder soon met alle haerder haven dat sy gewonnen hadden, ende zielen die sy ghevoet hadden in Haran, ende reysden uyt na dat landt Canaan. Ende als sy int selve landt comen waren, tooch hy door dat Landt, totter Stadt van Sichem, ende tot den dale More: Want ten dien tijden woonden daer Cananiten int landt.
Met name de spelling, de interpunctie en de grammaticale vormen, soms ook de woordkeus, zijn vergeleken met de editie 1542 gewijzigd.
De uit de herdrukken naar voren komende gehechtheid aan de Liesveltbijbel tijdens en na de Opstand houdt ongetwijfeld verband met identificatie en medelijden met Liesvelt als het toonbeeld van de dappere drukker die de uitgave van zijn reformatorische bijbel met de dood moest bekopen. De boekwinkel van de Hoornse uitgever Zacharias Corneliuszoon had als uithangbord: ‘Bij Zacharias Cornelisz. In de Liesveldtsche bijbel.’ Ook in Amsterdam kwamen dergelijke uithangborden voor. Nog in de tijd van Le Long bevonden zich in de Amsterdamse Warmoesstraat drie herbergen die naar de Liesveltbijbel waren genoemd.
De gereformeerde voorman Abraham Kuyper schreef: “Die bijbel is het, over wiens bladen onze vaderen hunne tranen geweend, hunne bange zuchten geslaakt hebben: hij was de schuw verholen vriend hunner eenzame uren, het gouden kleinood, waarvoor goed en bloed werden veil geboden, en dat die wondere kracht wist in te storten, die het sterven van de martelaarsdood met fieren moed braveren deed” (geciteerd naar De Bruin/Broeyer, p. 96). Het is echter de vraag of het beeld van de martelaar geheel en al recht doet aan het tragische lot van de drukker/uitgever. Zowel De Bruin & Broeyer als Van den Berg brengen naar voren dat Jacob van Liesvelt enerzijds zeker sympathie voor de zaak der Hervorming moet hebben gekoesterd. Tegelijk wijzen ze op het gewiekst-zakelijke inzicht van de uitgever van wiens fonds tevens antiketterse plakkaten deel uitmaakten. Zo gezien is het wellicht geen toeval dat Jacob van Liesvelt niet als andere ketters op de brandstapel is gestorven. De terechtstelling door onthoofding wijst er op dat de autoriteiten zijn vergrijp eerder als burgerlijk dan als godsdienstig beschouwden.
Nu de Liesveltbijbel van 1542 is gedigitaliseerd, de laatste door Jacob van Liesvelt bij zijn leven gedrukte volledige bijbel met alle reformatorische kanttekeningen, kan iedereen zich hiervan zelf een beeld vormen.
Meer informatie over de totstandkoming en de ontvangst van de Liesveltbijbel is te vinden in:
- Anne Jaap van den Berg: Vertaald verleden. Beknopte geschiedenis van het bijbelvertalen in Nederland. 2e herziene en uitgebreide druk. Heerenveen, 2006; |
- Anne Jaap van den Berg: ‘De bijbel van Jacob van Liesvelt.’ In: Met andere woorden. Kwartaalblad over bijbelvertalen 25/2 (juni 2006), pp. 15-20; |
- Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs: Uitgelezen. Bijbels en prentbijbels uit de vroegmoderne tijd. Heerenveen, 2010; |
- C.C. de Bruin: De Statenbijbel en zijn voorgangers. Nederlandse bijbelvertalingen vanaf de Reformatie tot 1637. Bewerkt door F.G.M. Broeyer. Haarlem/Brussel, 1993; |
- Wim François: ‘Jacob van Liesvelt, Martyr for the Evangelical Belief?’ In: More than a Memory. The Discourse of Martyrdom and the Construction of Christian Identity in the History of Christianity. Edited by J. Leemans & J. Mettepenningen. Leuven, 2005, pp. 341-369. |
- A.A. den Hollander: De Nederlandse bijbelvertalingen 1522-1545. Dutch translations of the Bible 1522-1545 with 166 illustrations. Nieuwkoop, 1997, m.n. pp. 28-36, 194-198, 229-230, 480-486; |
- August den Hollander: Verboden bijbels. Bijbelcensuur in de Nederlanden in de eerste helft van de zestiende eeuw. Amsterdam, 2003; |
- Wilco C. Poortman: Boekzaal van de Nederlandse Bijbels. ’s-Gravenhage, 1983 (Bijbel en Prent 1), pp. 80-87; |
- Nicoline van der Sijs: Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN. Den Haag, 2004, pp. 113-119. |