Het Liegend Konijn. Jaargang 10(2012)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Breuk Eerst toen om mij heen het stof ging liggen, dat haar verschijning had doen opwaaien, en het nachtkleed van haar schouders gleed, kon ik, tussen haar borsten, waar eens nog het parelsnoer had gehangen, de gapende kloof tussen ons zien vallen. tot welke helft van mij ook, zij zich zou keren, wij lagen gebroken, in elkaars armen, en benen om mij heen liepen, de scherven te zoeken, van alles wat, ze nog zeggen wou. liefste, liefste, hou in godsnaam je adem in, of ik verdwijn, je blaast mij van het papier, weer de hemel in, je haalt mij in je hoofd, weer de wereld uit. zo gaat het niet langer, zo kort bij elkaar te zijn. de vele voeten die ik in de aarde had, om je te vinden. de vele waters doorzwommen. om bij je te zijn, terwijl jij, jij in de wolken speelde met het vuur dat ik je aan de schede had gelegd. zo kan het toch niet zijn, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, of de werkelijkheid verschijnt ons weer, en worden we ooit nog een geheel, dan leg ik mijn hoofd; met mijn hoofd mijn gouden eenhoorn in je schoot. Vorige Volgende