Het Liegend Konijn. Jaargang 9(2011)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] Marjoleine de Vos o Amsterdam, 1957 Recentste bundel: Het waait (2008) [pagina 238] [p. 238] Indroe & Gilgamesj (fragment) Na terugkomst van zijn zoektocht is koning Gilgamesj getrouwd met Indroe. Indroe bezoekt Sjamchat, een weduwe die wil hertrouwen. En wat zal de dode zeggen als ik een nieuwe man vind? Wat zal de ziel van Anilil zeggen? De ziel van mijn man, van de dode, zal ontzet zijn. Hij zal komen en mij vervloeken. Indroe opende haar mond en zei tot haar, tot Sjamchat: Zoek een andere man. Zoek een andere man die naar je hart is. De dode ligt niet 's nachts bij je. Het is koud in je bed, de dode verwarmt je niet. Anilil, die tot aarde geworden is, zal je liefde gunnen. Je man, die je liefhad, gunt je een nieuwe liefde. Als ik het licht van de zon niet meer zie, als ik mijn man, Gilgamesj, die ik liefheb, niet meer zie, als mijn stem niet meer tot hem spreekt als het stil is rond Gilgamesj wiens bed ik verwarm, in wiens armen ik slaap als mijn ziel het duister in is gegaan, wens ik hem die ik liefheb boven allen dat een nieuwe liefde 's nachts zijn hart warmt. Dat een nieuwe liefde mijn man Gilgamesj, rond wie het stil is geworden, vasthoudt in haar armen. Zo ook wenst Anilil die je liefhad, jou de warmte van het leven. Je man, die bij de doden is, gunt zijn vrouw een nieuwe liefde. Anilil gunt Sjamchat nieuwe liefde. [pagina 239] [p. 239] Zo sprak Indroe tot Sjamchat en bij terugkomst in het paleis van de koning, terug bij Gilgamesj die zij liefhad, vertelde zij welke woorden zij had gesproken tot haar vriendin, tot Sjamchat. Gilgamesj die haar liefhad boven allen die van Indroe hield meer dan van alle vrouwen, de grote koning ontroerde in zijn binnenste en hij sprak tot Indroe: Je hebt goed gesproken, Indroe, mijn vrouw goed sprak je tot je vriendin Sjamchat. Jij hebt mij gezien toen ik zwak was toen ik sterk was moedigde je mij aan, je zei: Ga voorop, je bent sterk, je kunt wat je wilt. Toen ik zwak was nam je mij op, ik was klein, ik was zwak, je nam mij op. In de zak van je schort deed je mij, Indroe je liep met mij tot ik mijn sterkte had hervonden en ik sprong uit je schort en ik droeg je in mijn armen, mijn vrouw Indroe droeg ik in mijn armen nadat zij mij sterk gemaakt had. Jij Indroe bent de vrouw die ik liefheb boven allen. Als de zon jou niet meer ziet, zal ik huilen en schreeuwen misschien doet mijn schreeuwen je terugkeren. Als jij tot aarde vergaat, Indroe mijn vrouw zal ik huilen en schreeuwen zes dagen en zeven nachten lang en ik zal je roepen de achtste en de negende dag de tiende en de elfde dag zal ik je roepen de twaalfde en de dertiende dag en de veertiende en alle dagen van alle seizoenen zal ik je roepen, misschien keer je terug. [pagina 240] [p. 240] Maar als je niet terugkeert, als de zon je nooit meer warmt als het stil rond mij is geworden zal ik de woorden horen die je zojuist sprak de woorden ter vertroosting van je vriendin Sjamchat. En ik zal mij troosten met de warmte van een vrouw die jij niet bent Indroe, die jou niet is. En je ziel zal naar mij lachen in de nacht. En na die woorden omhelsde Gilgamesj zijn vrouw Indroe en hun tranen vloeiden en zij waren man en vrouw, één waren zij, de grote koning en zijn vrouw. De dood wachtte op hen, op ieder van hen wachtte de dood, maar zij waren één. De liefde van Indroe en Gilgamesj was groter dan de dood. Vorige Volgende