| |
| |
| |
Oerverhaal
I
uit een klompje aarde geboetseerd
van aanschijn tot aanschijn
samen tussen bomen geplaatst,
maar ook kijken, bekijken,
| |
| |
heeft te maken met kennen,
Het paradijselijk prentje
werd plots stukgescheurd,
| |
| |
| |
II
vermoedelijk zonder naam,
naar eigen beeld en gelijkenis,
Zien - zegt Nikolaas van Cusa -
is de dingen uit het ongekende
verkennen plooien en spleten,
binnendringen langs kringspieren
| |
| |
verboden, gewraakt, vernield?
soms niet begrepen worden?
| |
| |
| |
III
Was voor de boom van kennis
dan het goede kon verdragen?
Stond soms een schamel woord,
een eerste of een tweede letter,
uitroep of zucht wellicht,
Lag over tegenvoet en andersheid
dat glanst in andere ogen?
| |
| |
houwen op schedel en gebeente.
Onderwerpen wat weerstaat:
|
|