Het Liegend Konijn. Jaargang 9(2011)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] Bergluchten 1 Donderpad. Schaduwland. Roerloos bos De hoogte van de aarde Alles rond je staart je aan 2 Een hemel vol vliegende honden Zijn hoofd tussen haar machtige, goddeloze dijen Zoveel eeuwen al dat ze siddert! 3 Waar je bent, een schaar in de wolken Mijn adem barst De wind staat als een woedende fles in mijn kamer [pagina 201] [p. 201] 4 De berg ligt lek tegen de lucht. De lamp die gilt Het uur van ons De donder hoort zijn zolders 5 Ze komt met zeven tongen, de rilling die geluidloos in haar vleugels schuift In de tuin hangen haar hoorns te loeien 6 De dampende berg onder mij is een paard dat schokt en niest Zijn hart reikt tot aan de verste stenen dat steeds nergens is en hier een flank waarover de rook zijn lange haren wast [pagina 202] [p. 202] (Noteer: strompelend zelfs, de doofstomme dieren die bewegen in de ochtendkilte. Ik hoor hun getrappel, het volle gewicht van de stampende sterren. Maar de heuvel houdt stand Wijngaarden, olijfbomen, doornstruiken, geen God. Alles gelukkige, troostende onverschilligheid) Vorige Volgende