Het Liegend Konijn. Jaargang 8(2010)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Schot Het is weer rustig in het land. Eerder waren dagen kort en laveloos. Wij sprongen rond en dartelden. Eerder vlogen wimpels uit, ging men in het dakraam staan. Op het bordes staat een wapperende vrouw die zich vlaggen om het middel bindt en de benen schaars ontbloot. Haar buik plakt als een parasiet tegen de ingewanden. Ook hangt de man als een schaduw boven haar en verhindert alle opbouw. Net als de arts weigert hij het mes te verzetten. Zij heeft een volledig lege maag. Nu zwijgt de hele avond tot waar wij in de afgrond staan. Zij wilde een wit leven, maar in ruil daarvoor kreeg zij grote grijze lanen. Ze verkoos het blad, maar kon in het donker de pen niet vinden. Zag de katten ongemerkt van plaats wisselen terwijl zij toch toekeek. Men kan verlangen naar een donker land maar boven zeeën staan de winden zwak. [pagina 125] [p. 125] Zij had niets, kon ook niet kiezen voor iets dan afgrond. Waar hielen stram zijn, slaat men hakken uit. Ondertussen suizen wij als een fietser in het avondlicht, dragen we handen hoog. Verlief uzelf. Vergeet de geur van bezwete lakens en ochtenden vol slaap. Doe een rustige, zorgeloze dag en breek de wanden uit. Ontkleed mij in uw denken, maar nooit meer dan een ogenblik. Deze hoeveelheden zijn bepaald in het voorgeborchte, waar wij gewogen werden op ons lichtste punt. We zijn naamloze wezens, maar het ontbreekt ons niet aan tederheid. Ga verder als u wil. Verwacht niet dat ik hetzelfde doe. Beslis u ver van dit punt te houden. We hebben geen wanden rondom die anders zijn dan blauw. Zo goed zijn we gegijzeld. [pagina 126] [p. 126] Sta stil, maar hoop niet dat de dauw loslaat. Zeg: ‘loop’, dan zal ik met u lopen. Hang de was op, verlies de vezels in uzelf. Kom thuis. Daar zal een tafel staan met kaarsen, brood en een eeuwig wapperend kleed. Er wordt als de hemel oud geworden. Ga dagelijks op reis, wacht hier in deze kamer. Verwacht niet dat ik u opzoek. De vrouwtjes moeten kinderen baren, de mannetjes strompelen naar huis. Zij geloven in wat niet bestaat, willen altijd elkaars armen zijn. Ga zitten als dat moet, maar blijf niet grenzeloos om afstand vragen. [pagina 127] [p. 127] Verwacht mij nooit meer. Ik zie u en kruip dag en nacht steeds dichterbij. Ga door. Niet in dezelfde nacht, hetzelfde verhaal, dezelfde ontilbare diepte. Ik geef u mijn sleutelbeen. Verwacht niet dat het u dragen kan. Geniet van de perfecte vorm die krachteloos uw stem verspreidt over mijn lichaam. Ik zou alles geven om er op te huilen, maar het behoort u toe en als de avond ons versnijdt, kies dan uw wapens. U weet nooit wie ik zal zijn. En als u denkt dat u daar bent waar ik u het slechtste raak, dit zijn ongewenste taaluitingen. Leef dus sierlijk. Op zijn minst. Vorige Volgende