Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 208] [p. 208] De onbekende 1 hoe kan ik jou kennen? jij lag daar maar, jij ging nooit ergens heen. je wereld kromp tot een kamer van niks. muur, plafond, weinigzeggende tv. jij was het alvast niet die de paaseieren verstopte voor mijn zus en ik. je was te kinderlijk enthousiast toen we onze buit bij je uitstalden op bed. altijd stopten we je wat chocolade toe. we wisten dat je geen stap meer zou zetten in de tuin. [pagina 209] [p. 209] 2 we moesten stil zijn als je sliep. en we slopen op de toppen van onze tenen voorbij je bed, kleine kindertjes op weg naar de snoepkast. we fluisterden niet, we legden een wijsvinger op onze getuite lippen en zwegen. we keken de ogen groot. wij voelden ons heel volwassen. wij wisten wat goed voor je was, dat we je niet wakker moesten schudden. je had hoop. het moet wel dat je eindeloos in dromen liep. [pagina 210] [p. 210] 3 wij praatten nooit van man tot man. ik mocht mij wijzer wanen dan grote zus en al mijn speelkameraadjes, ik heb nog steeds geen wit geschrokken haren. ik kan mij nauwelijks aan je spiegelen, ik ben nog niet eens half zo oud als toen je benen het lopen verleerden. zag je me die dag tien jaar na je dood van golfbreker naar golfbreker rennen? ik zweer dat je stem over het strand galmde, opgeven mocht niet. Vorige Volgende