Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Zintuiglijk 1 Zeg wat je ziet, zei de blinde. Ik zie, ik zie de verstrooiing die blauw heet, wolken en vogels ertegen, dus ook wat drijven, vliegen en wendbaarheid is. Wat verschuiving betekent lees ik in bomen: hun kleurige script en striptease, wuiven van zon erdoorheen. Ik krijg elke dag weer voor ogen wat avond doet met een hemel, met straten en ramen, en dan dat ontwaken als ochtend de aarde aankleedt plus wat eromheen. Dat licht kortom het verschil maakt. Maar ik zie niet precies waar het kijken aanvangt, of het stopt waar het botst op een ding of daar juist begint. Het verschil neem ik waar tussen nu een gezicht en dat op een foto van vroeger, maar hoe en wanneer er lijnen in kropen is me ontgaan. Mijn beeld ken ik als spiegeling en in mijn hoofd kan ik haarscherp zien die ik mis: hij is daar gewoon niet als platte kiek maar gewoon met zijn doen en bewegen. Ik zie in mijn handen wat leeg is. [pagina 97] [p. 97] 2 En jij? vroeg de ziende. Kleur kun je niet zien met je vingers al heb je de namen geleerd, zelfs schaduw blijft een lege abstractie. Ik kan bij geur of geluid van een ding het mijne bedenken maar het blijft zoiets als liefde zien in het hart van een roos of woorden als of en misschien voor een ziende. Met je handen zijn bomen slecht te omvatten, stam kan ik voelen de onderste takken, het blad dat eraan zoals jij tot aan de bosrand kunt zien en niet wat erachter. Aan een lichaam herken ik wat wordt bedoeld met groeien, het trage of snelle van tijd die in een huid kruipt, rimpels en krassen kan ik wel voelen, maar iets als het oogverblindende moet ik verzinnen als tegendeel van waar ik in rondtast. Een vogel is fluiten want hun vliegen onttrekt zich aan mij, zoals die je liefhebt zich wel in je hoofd heeft gezet maar waar is hij. Hoe ik zie die weg is? Ik zie met mijn vingers voor altijd zijn omtrek. [pagina 98] [p. 98] 3 Toen kwamen ze iemand tegen die zei alles te zien, feilloos te weten wat morgen achter de bosrand, dat tijd een heikel bedrog was, verzekerde hij. Maar hoe het zou gaan met de bomen vogels seizoenen niemand hadden ze nodig om dat te voorspellen en hoe het zou gaan met de mensen lieten ze liever het wonder dat zien en voelen we dan wel. Dus gingen ze verder, prijzend vloekend en zwijgend schoonden denkbeeldige schermen, hardhouten tafels kieperden afval in plastic tassen en die in containers. Waarna ze de schermen en tafels opnieuw bevuilden. Zo verslonden ze koppig jaren weken seconden; ze moesten wel ziende en blind als altijd en alles onder de hemel tiktak verder met dromen oplossen: hoe vind je het juiste gebaar voor wat zich niet waarnemen laat een woord of syllabe voor wat zich niet uitspreekt, dàt was de oude lucht die ze torsten op rug en schouders. Vorige Volgende