Het Liegend Konijn. Jaargang 6
(2008)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
[pagina 223]
| |
2Een ochtend is donker. We hielden
de ogen gesloten. We hielden elkaar
in de hand.
Er wachtte een ijzeren hemel.
Tot ons sprak een ijzeren god.
Zijn stem gaf ons voedsel.
We wetten de messen, scherpten de tanden.
We droegen zijn lichaam op handen.
We gisten en misten zijn naam.
| |
[pagina 224]
| |
3Uit de damp. Uit de as.
Uit de tranen die vloeien en bloeien bij ontij.
Uit de gratie misschien.
Uit de breekbare handen gerold. Uit genade.
Een ander omhulsel. Een ander gelaat.
Gesloten. Gelaten. Serener.
De kelk was geledigd. De adem rook rauw.
Waren wij ooit
homogener?
| |
[pagina 225]
| |
4Je gloeit nu niet langer. Een bot
kent zijn breekpunt. Een reu
kent zijn teef.
Het is of iets knakt hier
in stilte. Het is of je
blaft nu naar mij.
Verpulver de maan
in ons midden. Je stem
is een vijzel van goud.
| |
[pagina 226]
| |
5Weerom: ga toch liggen. Strek je
uit. Strijk je uit. Geef je over
in schoonheid.
Ik heb je volkomen gemaakt.
Je hebt mij in vrede gebroken.
Je kunt met mij of zonder mij verder.
Toe, breek nu. Wees teder.
Ik heb je nog nooit zo geschonden,
zo bleek in de ochtend gezien.
| |
[pagina 227]
| |
6Helder de ochtend. Helder de dag.
Helder de macht en de strijd
in ons midden.
We bouwden geen bruggen.
We droegen geen vrucht.
We zochten en vonden geen likkende tongen.
Sta op. Het is donker. De maan en de zon
zijn bereid en bereikbaar. Tussen ons
is nu alles ontbonden.
|
|