Het Liegend Konijn. Jaargang 6
(2008)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
1Hoe mager is het dood te gaan!
Geen spiertje houvast. Geen woord
van troost van buitenaf. Alles
moet hij uit zichzelf halen.
Tot de laatste adem toe.
Hoe mager is het dood te gaan.
Geen oog om dicht te doen,
geen poot om op te staan,
geen idee waarom, waarheen,
de dood en verder niets,
zijn kop ligt scheef, het is gedaan.
Hoe mager is het dood te gaan.
| |
2Nader tot U, maar ik nader niet, hij nadert
niet, hij blijft roerloos liggen waar hij ligt,
roerloos waar hij ligt, hij houdt niet eens
zijn adem in, die stopt vanzelf, maar hij
gaat door, zelfs waar hij ligt, niet op wilskracht,
die is gebroken, niet op hoop, die is al dood,
niet op woede, die is uitgeblust, niet op bevel,
| |
[pagina 167]
| |
maar hij gaat door, op aanwezigheid,
op pure aanwezigheid, daar waar hij ligt,
met niets meer te winnen, niets meer
te verliezen, met alles wat hem rest aan wat
een dode is, zijn aanwezigheid, het bewijs dat
hij hier ligt, en om de dood geen vin verroert,
nader tot u, want hij gaat door, maar hij nadert niet,
ik nader niet.
| |
3Hij verlangt nog, dat weet ik,
naar een warm lichaam. Niet dat koude
dat van hem is.
Hij had graag mijn hand gevoeld.
Hij telt de uren,
dan de minuten die voorbijgaan.
En na elke tel wacht hij.
Misschien verschilt het maar
heel weinig van de slaap.
Hij telt de uren,
dan de seconden die voorbijgaan.
En na elke tel wacht hij.
Dat er zo veel tijd over is
om zo weinig te bedenken.
En bij elke tel verlangt hij,
dat weet ik, naar wat hem warm houdt.
Hoeveel dood kan iemand verdragen?
| |
[pagina 168]
| |
4In stilte wenen, zonder geluid, huilen,
zonder ogen als het moet, maar huilen,
zelfs zonder tranen, snikken, het hart
eruit snikken, het hart dat er ook niets
aan kan doen, schreien, lauwe warme
tranen, als er warmte was, en als het hart
ophoudt, nog altijd snikken, wenen, altijd
wenen, alles is al weg geweend, alleen
het wenen nog, het wenen gaat nog door.
| |
5Vlees gaat rotten, bloed droogt op,
stof verpulvert, angst verbleekt.
Maar waarvan is de ziel gemaakt?
Van eeuwigheid? Die ongebruikt gaat
krimpen tot het laatste zuchtje
tijd vervalt en niets zich nog herinnert.
(En liefde is gemaakt uit rouw?)
| |
6Ik denk dat het een oor is,
in deze duisternis kan het niet anders
dan een oor zijn. Een oor dat luistert
en niets zegt. Dat zwijgend hoort
hoe stil het eindelijk wordt.
De niet waarneembare geruchten
die mijn gedachten maken tot
ook zij stoppen.
|
|