Het Liegend Konijn. Jaargang 6(2008)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Watertaal 1 Het is allemaal water, het is tot het einde niets zien van het landschap dat hier is verdronken, de plek waar je woonde, hoeken omsloeg in het vanzelfsprekende weten van een lichaam waar school is, je fiets moet, je huis is, in de kleine warme plekken van je leven de wieg staat. Het is water waar de zon op stukslaat. Wie zal het weten als ver beneden het licht heel even zo breekt dat het lijkt of een handje zich uit het ontbrekende losmaakt, of de vorm van een wang of, kleiner, een ooglid, een glimp van wat hoort bij iets nieuws zien, dat willen begrijpen? Het is water, het is een fractie ervan, het is maar roeien en roeien en wensen dat je wist dat het blinkende licht in jouw ogen soms in de diepte zo schijnt dat daar kort een perfecte beweging ontstaat die laat zien dat niets weg is. [pagina 109] [p. 109] 2 stel je was totaal verloren onder water gelopen gezonken de weg waar geen wegen zijn kwijt en sindsdien ook vergeten terwijl iets anders in de vorm van langzame doorzichtige vliezen gebeurde met tenen en vingers en ogen voorgoed raakten bedekt en het tasten begon terwijl het verdwalen maar doorging tegen of tussen wat ergens ver weg nog deed denken aan kamers in wat ooit huizen geweest moesten zijn nu met slappe ontwijkende deinende wanden waar als je maar goed zoekt en voelt desnoods onder de slijmzachte vermodderde vloeren een plek moet zijn om als een garnaal om het holst van het niet bestaan binnen in jou te gaan liggen om daar het bekende wijdopen staren van in het stomdonker onwaarneembare onzichtbare gaten vol water uit te zingen dicht te denken te slapen in niets waaruit niets zal ontstaan [pagina 110] [p. 110] 3 Het is niet zo dat ergens verstopt kleine knoppen opengaan als handjes, sierlijk onderwaterachtig wuiven in kobaltblauw, vergeetachtige schuilplaats voor het snelle van denken en vissen en ik en het is niet zo dat ergens is vergeten, een zacht strelend als vanzelf worden overgehaald tot niets weten, of juist wat helder is, herinnering, korte geluiden, het vanzelf rijzen en dalen van leven en het is niet zo dat ergens ver in de watertaal van dit denken met zijn holtes ook maar een glimp is te vinden van wat ooit klein was en kenbaar een begin dat deed denken aan ademen, slapen. Vorige Volgende