Het Liegend Konijn. Jaargang 6

[p. 100]

Dracht

In een stad zonder belang, januari en donker,
liep ik veel te vroeg over straat op zoek naar
een warme kroeg, toen in de opkomende mist
het silhouet van mijn moeder in mijn richting groeide:

grijs, flets en moe, de voetpunten flauw naar binnen
gekromd, onder haar oudmodische groene muts
de gebeitelde kroeskop die ze al haar hele leven droeg.

Moeder, zo nam ik mij voor te vragen, wat doe jij hier
zo ver van huis te voet op straat in een koude stad
en waar is vader? Maar zij die mijn jeugd van zo dichtbij
beleefde als een schijn bleek meer dan ooit vervreemd.

Die grof gebreide muts had van haar kunnen zijn,
maar de aangeschoten man wees nergens naartoe
toen ik hem vroeg naar de meest nabijgelegen kroeg.