Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Vroeger Het koevlak aan het wed. De snoeten daar van toen waren bollende lappen, ze hapten open en je zag hun binnenwerk waar wolken togen over blauwe hemelgrond. Loom spreken strompelde verhaspeld aan en dreef je weg voort naar zee die achter duinen wachten moest: kolos de lieve de zachte in wier armen ziltgeokseld al wat koelte was je komen strelen zou. O domme galm van gemompel en geblaat in dat ketelduin en onder de voethuid zand, als speeksel sijpelende - zon wierp een zwart op splijtende snuiten. Je kuiten brandend aan hun staren, gaf je pas krimp toen branding boezem van het hart dat al op stokken stond verzengde met gezang. Vorige Volgende