Het Liegend Konijn. Jaargang 5

[p. 379]

Albertina Soepboer

Getijdelijk

1

water trekt weg

op ronding in het lichaam
ligt het schraapsel van glas

water heeft het uur kapot

onder de namiddag krioelt
een zoute wanhoop

niemand zingt
spreek ik stom

[p. 380]

2

de ruimte trekt open

laag water is het mes
laag water is de keel

tong spartelt op de bodem
als ik binnenhaal

in het glas weerspiegelt
een schub

toon in groen
triller in blauw

[p. 381]

3

twee schouders bezit het al
breed tussen de lakens

van de ruggengraat glijdt het
zeesap en dondersteen

halverwege slaat water
binnenboord en ik kerf

ik leg mijn benen
rond vlees

ik spreek
wijselijk

[p. 382]

4

de zee fluit
misthoorns
en boeien op

het beweegt niet
kijkt traag naar
mijn ene hand

waar ik ben

ja, hier en hier
in de pannen
in de graten
slingert wereld

pak andere hand

[p. 383]

5

ik graaf de heupen uit

geen vin is het
maar mijn buik

we zeggen een woord

dan likt het mij
schoon van zilt

[p. 384]

6

halfgeschubd de vingers
halfgezouten het bloed

niemand op deze kust
kent de wezens

windfluisteringen
verhogingen in een lichaam
verborgen gaten
in de aarde

[p. 385]

7

ik leg een mes
ik span een lijn
tong spreekt op tafel

vogels scheren de kwelders
het licht is helder
onverbeterlijk

weer keer ik