Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 374] [p. 374] Shrinivasi Veranderlijk I Dit moet een gevleugelde mier zijn waarvan in mijn land tussen Kerst en Driekoningen zwermen te voorschijn komen de kleine regentijd aankondigend Dit moet een gevleugelde mier zijn hij vliegt tegen de grote treinruit op in het opgewarmde Holland Hij vliegt op en tuimelt telkens weerom in een pogen te ontvluchten de witte dag tegemoet up en down, up en down belandt op de vloer de vleugels gebroken Een 1 cm lang, driftig insect kruipt vol angst over de vloer zal in trein naar Utrecht eerder dan verwacht zijn laatste uur aan zien komen nu ik niet in staat ben geweest de trein tot stilstand te brengen om mijn kleine dierbare gast die mij aan mijn land herinnert de vrijheid te hergeven. [pagina 375] [p. 375] II En de Oorlog is eindelijk voorbij Europa en Duitsland in puin achtergelaten horen wij nog uit Londen de mantra van Radio Oranje: Nederland zal herrijzen en de belofte van Koningin Wilhelmina dat ons land autonoom zou worden. En tienjarenplannen werden ontworpen Van overzee kwam een der onzen. In jas en broek zie ik de professor veerkrachtig, met een durende lach wuivend naar ons zijn das opwippend door de wind dansend op zijn hart; met grote overtuiging klinkt zijn stem uit het CCS-gebouw Politiek is volgens Spinoza: macht, geld en genot maar... voor Suriname: macht, geld en vrouwen [pagina 376] [p. 376] Niet tot het gilde der studenten horend ving ik letterlijk die woorden op hoor ik nu nog het daverend gelach donderen over de Noorderkerkstraat en mijn klasgenoten der Geneeskundige School alsook de alumni van de Rechtsschool zullen zich dit wellicht nog herinneren met een gefronsde flashback. En hij die niet binnen mocht en niet werd genood legt deze gebeurtenis uit zijn jongelingsjaren historisch vast. Prof. Dr. Rudi van Lier is gekomen, gegaan. Zijn definitie van politiek blijft als een teken aan de wand voor hen die zo graag en zo gretig over ons willen regeren. [pagina 377] [p. 377] III Een blaadje tooit een tegel bezweet en bui-bepareld; een blaadje bronsgebrand hier neergedwarreld om met de aarde één te worden en straks één te zijn met mij [pagina 378] [p. 378] IV Met moeizame passen loop ik het trottoir in de dampende morgen het is half tien. Dan een kort claxonsignaal ik kijk om zie Premdas een lach een knipoog. De zengende morgen wordt ineens een koele oase zeulen mijn voeten niet meer maar snellen veerkrachtig vooruit. Blind in het begin voor de luister rondom mij zie ik als ik omkijk hoe uit de reusachtige ruiker van de groenhartboom bloesem na bloesem een gouden tapijt weeft op het schaduwgroene gazon aan de voet van mr. Dr. Julius Caesar de Miranda Vorige Volgende