Het Liegend Konijn. Jaargang 5
(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
1Een lemen meisje uit de stille Kempen droomde
dat zij droomde in een stad
en wordt in haar notoire ochtend wakker.
De tijd komt uit de pick-up van de buurman,
maar uit gewoonte kust zij nog haar kussen.
Aan haar huizenhoge ramen groeit een reuzenrad.
Er staat een kermis in haar leven,
een vrouw te zingen in haar morgenbad.
Zij weet niet wie ze wordt. Ze wast haar, past haar kleedjes
voor een steedse zomer.
In een schele spiegel weet ze haar te draaien,
rond en rond
in haar toekomstig lichaam.
Ze eet als een kanarie -
het zijn de vette jaren van een smalle taille
waarin zij leert te leven.
Later hoort zij straten fluiten,
vogeltje van buiten
voor de katten met manieren van meneren.
De rug gerecht in het tuchthuis van haar kinderjaren.
Een hoepel in haar hoofd, een man, een kroost.
Niets bijzonders, duifje aan de Anderlechtse poort,
waar zij 's avonds roekoet met mijn vader.
| |
[pagina 127]
| |
2Al de straten die zij kent leiden naar het Rome
van haar wil - een groot en veilig huis
waar zij de moeder is van iedereen.
In de kamers zal het rieken naar ziek zweet.
Maar in de gangen hangt het kunstlicht
van een andere tijd, die loopt zodra zij opgaat
in haar witte schort.
Haar tijd is kort, dat zegt haar hart,
dat soms zo ziek van iets is soms.
Soms staat zij - assepoester van de purperen hei -
achter het nieuwe spiegelglas tussen mensen
te kijken naar de paartjes in het park
en neuriet het in haar moderne hoofd
van waargebeurde liedjes op de radio.
Il n'y a pas d'amour heureux.
Zij moet nog leren leven en het is al laat.
Straks ritst haar man van straks
als een vis haar uit haar meisjesvel
en weet zij niet wat hij ziet.
Straks komt de nacht
dat in het vrouwendonker rond haar navel
klauwend een vreemdeling -
dat zij inslaapt op het witte laken van haar ziel.
Straks groeit er licht in haar schoot.
|
|