mond, drank en beker, dronk moet ons ontgaan,
door elke slok de tranen van wie lijdt.
Maar klaart de droesem door het oog, dan licht
de spiegel op met inniger gezicht,
het inzicht heldert, de begeerte sticht
een vorderend vuur; voorbij de duistere rand,
rondom, des bekers, reikt de geest en brandt:
de vorst, de wijn, het kunstwerk, in wiens hand,
waartoe richt zich profetisch die het denkt,
wiens bloed drenkt onze aderen, wie schenkt?
Beëdelsteend de beker, goudgesmeed,
kringend geïncrusteerd om gouden wand,
de wijn verrijkt geeft af een zachte zucht
alsof kristal tegen kristallen tikt,
weerschijnend de verschuivingen der lucht.
Het pronksieraad verheerlijkt in de hand,
het lied geheven, plengt de heer of snikt?
Te troebel in die spiegel ziet, niet weet...
Djamsjied: de laatste van de mythische oerkoningen van Iran.
In zijn beker kon hij de toekomst zien (zoals Alexander in zijn spiegel).
In mystieke teksten is die beker een beeld van het menselijk hart.
Seven-ring'd: de zeven cirkels rondom de gouden bekers verbeelden de kosmos.
(Ik dank dr. Anna Livia Beelaert voor de informatie.)