Het Liegend Konijn. Jaargang 3(2005)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Ziel Je staat voor me zwijgend en nors. Er is geen kleur in je ogen, geen verdriet. Leegte na een sneeuwstorm. Oorverdovende stilte. Ik roep je. Niet zomaar woorden, maar een noodkreet roept mijn mond: ‘Spreek, open die duistere poorten van je ziel! Die bestaat toch? Als elke ziel!’ Jij kijkt opnieuw hooghartig naar mij: alle wolken kijken door jouw ogen, alleen niet je ziel. Je hebt toch een ziel? En je zwijgt, en je zwijgt, en je zwijgt... En dan hef ik het zwaard van het noodlot En hak je hoofd af. En het afgehakte hoofd begint opeens te spreken: ‘Mijn vreugde, mijn liefste, het vele werk liet me geen tijd om te zeggen: “Ik hou van jou,” en het is al te laat. [pagina 89] [p. 89] Als had ik geen ziel om te voelen hoe je stil en liefdevol wachtte tot je thuiskwam na een lange dag. Hoe ik je zomers in winters veranderde, hoe eenzaam je met mij bent geweest... Vergeef je me? Vergeef me!’ Ik leg het bloedige, vreselijke zwaard op de grond. ‘Hij heeft toch een ziel,’ denk ik, en zeg als afscheid ‘Ik vergeef je.’ Vorige Volgende