Het Liegend Konijn. Jaargang 3(2005)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Anti-repliek Ik belandde in een transparante parallelle onderstroom van willekeurige gedachten. Er zat een zilverkarper op de stam van een kolossale omgevallen eikenboom, die weliswaar naar adem hapte, maar het verder aardig naar zijn zin leek te hebben. Zoiets ging nog. Hijgen op het droge, daar kun je mee leven, dat komt in de beste families wel eens voor. Vissen. Vage beesten eigenlijk, maar lekker op je bord mevrouw! Graten zijn wat minder, dat is ook weer waar, bokking man, je peutert je gebit aan een stuk door, dus er zaten nog wat blaadjes aan die omgevallen eik, want we moeten verder, we zijn nu onderweg, laat die karper even op zijn eigen graten tokkelen, en op die blaadjes kropen minuscule wurmpjes, laat ook die het slechte en lelijke maar vullen. Oktoberzonlicht viel gefilterd door die blaadjes met die wurmpjes zacht goudachtig neder op het zacht en glanzend sterrenmos, dat zich rond die neergestorte eik verzameld had, en het zag er in die transparante parallelle onderstroom van willekeurige gedachten net zo uit als in de daaraan zeer verwante bovenstroom van het al even willekeurige gedachtegoed van alledag. En het was goed dat het mooi was, het was mooi omdat het goed was, of goed omdat het mooi was, het deed er niet zo heel veel toe. Het viel niet te ontregelen en niet af te breken. Er was helemaal niets aan te doen. Vorige Volgende