Het Liegend Konijn. Jaargang 1(2003)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Materie en geest - geest en materie I Volgens zijn tijdgenoten was Johann Sebastian Bach een virtuoos organist - hij speelde met een onnavolgbare ‘Leichtigkeit’ lichthandigheid zou je het kunnen noemen, maar dan zo licht dat het was alsof het geen handen waren die speelden ik vermoed dat ik wel weet hoe het klonk alsof ik hoor hoe hij het zelf is die daar boven in deze kerk in die kleine machinekamer muziek zit te maken je hoort het eeuwenoude mechaniek, het gekreun van scharnieren, het geklepper van toetsen het gekraak van de vloer, het zuchten van wind hoe er van lucht muziek wordt gemaakt en er een choraal langzaam door de ruimte zweeft als een onzichtbare gewichtloze vogel leichtig leichtig [pagina 43] [p. 43] II Westerik over zijn ambacht: ‘verf is alleen maar wat korrels met olie, die materie moet worden begeesterd’ hij vertelt hoe hij dat doet, hoe hij op het linnen laag voor laag voor laag zijn schilderijen bouwt hoe hij een gezicht maakt bijvoorbeeld, begint in wit de vorm van het gezicht te modelleren, ‘schreeuwend wit’ daar overheen komen de lagen, lagen die hij uitwist herschildert, bijschuurt, herschildert, krast, herschildert totdat de welvingen van huid over vlees een gezicht zijn ‘een truc van de oude meesters’ zegt hij ‘door die witte onderschilderingen zie je een mysterieus gloeien van binnenuit’ in het schilderij ‘Stervende’ zie je het bijna doorzichtige gezicht van zijn dode dochter boven een landschap hij vertelt dat hij dit beeld zag door zijn oogleden hij had zijn ogen gesloten voor het laaiende zonlicht ‘ik vond dat zo mooi’ zegt hij ‘ik dacht het is vlees waar ze weer in terugkeert weer weg uit het leven’ en het is waar - er is een mysterieus gloeien van onderhuidse vreugde en verdriet in deze verf [pagina 44] [p. 44] III Ik zat te kijken naar het sterven van mijn moeder, haar gezicht was al leeg maar ze ademde nog - ga toch dacht ik, verlaat toch in godsnaam dat lichaam - en ze ging ik geloof niet dat zij de laatste jaren wist wie wij waren: mijn moeder, haar zoon ik lees het verslag van de patholoog anatoom in patientes hersenen trof hij de bij dit beeld gebruikelijke afwijkingen aan hij beschrijft uitvoerig en zorgvuldig hoe hij met mes en microscoop door haar hersenen is gewandeld en wat hij tegenkwam ik wandel mee, ik ken het landschap uit het handboek cortex, thalamus, limbische gebieden en zie de verwoestingen in deze verlaten wereld heeft ze gewoond ook ik woonde hier ik moet wegkijken van het verslag in mijn hoofd een vreemdheid niet te beschrijven alsof ook ik mijn lichaam verliet [pagina 45] [p. 45] IV Dit zijn zijn brieven - ze ruiken al naar oud papier, de inkt is al grijs verkleurd ja, dit was zijn handschrift, zo zagen zijn brieven eruit, dat was hij schrijven is uitvinden wat er leeft in je hoofd op dit papier heeft hij dat geprobeerd schrijven is lezen, een poging te lezen wat een ander leest - die ander was ik dit is wat zijn hand maakte met inkt, deze letters ze zijn zozeer van hem dat hij terugkeert in mijn hoofd - hij is er weer met zijn gezicht zijn stem, zijn handen met een glas, een sigaret en tegelijk is het ook inkt, grijs verkleurde inkt oud papier [pagina 46] [p. 46] V Tenslotte kwam het gesprek op het mooiste voorbeeld van vereniging van materie en geest geest en materie: de mens inderdaad we hadden gedronken natuurlijk iemand bekende dat hij in de mens toch eigenlijk altijd ergens de mens probeerde te vinden, daar ging het hem om of we hem konden volgen het was al laat maar we probeerden niet al te hard te lachen - hij leek het te menen iemand vroeg zich toen af of de mens kleiner zou kunnen zijn dan zichzelf en zo ja waar de mens dan moest worden gezocht iemand overwoog de mogelijkheid dat de mens even groot zou kunnen zijn als hij of zij zelf en dat zoeken dus overbodig zou zijn iemand meende dat wat je zelf niet bent - alles om je heen dus - in je hoofd zit en dat je dat ook bent: de mens is daardoor groter dan zichzelf en dus onvindbaar [pagina 47] [p. 47] en zo waren er nog meer dingen maar die waren niet onbegrijpelijk genoeg om hier te noemen misschien is de mens alleen maar een woord en zelfs dat niet Vorige Volgende