Het Liegend Konijn. Jaargang 1(2003)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Volière I Van top tot teen vol vogels zit mijn vader. Er hangen korenblauwe luchten in zijn lijf en vergezichten om bij weg te dromen en takken waar men, vogel zijnde, graag op slaapt. De meest diverse soorten herbergt hij. Bijvoorbeeld in zijn hoofd iets hoogs, een torenvalk, een nachtegaal, een kardinaal of welbespraakten als de papegaai, alsook de ara uit de karaokebar. Omstreeks zijn kolossale kont, daar wonen enkel en alleen de doodgewonen: kanaries, zebravinken, pimpelmezen, meerstemmig maar saamhorig in hem thuis. Als al die vogels simultaan duizeling- wekkend aan het kwetteren slaan, kan ik de nagalm van zijn zwijgen horen. Nooit is het stil wanneer mijn vader zwijgt. [pagina 28] [p. 28] II Zo tjokvol vogels zit mijn vader dat hij zijn oren niet geloven kan en amper plaats heeft voor zichzelf. Het jubelt in hem van jewelste. Ooit liet een indringer hem op een kier. Sindsdien is het een va-et-vient. Ik voel de wind die door hem giert. Er moet hem dringend iemand dichten voordat men hem massaal besteelt. De fladderaars of hooggeplaatsten: hij wil hen geen moment meer kwijt, voornamelijk die ene niet die steevast beter zingt dan vliegt en denkt, wanneer hij zingt, dat hij ook vliegt. Er zitten grote gaten in mijn vader. Ik ben het die hem dichten moet. Vorige Volgende