Libertinage. Jaargang 6
(1953)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
I. Compton-Burnett, The present and the past, Victor Gollancz, London 1953.De romans van Ivy Compton Burnett zijn zo helemaal een soort apart, dat men het gevoel heeft met een beschrijving van die soort te kunnen volstaan; zoals een Hollander de indruk kan hebben dat alle Chinezen er hetzelfde uitzien. Zo'n genus-beschrijving heeft Elisabeth de Roos in ‘Libertinage’ al gegeven (1950, I) naar aanleiding van een vroeger boek, en ook na The Present and the Past is daar weinig aan toe te voegen. Hier is weer een op een landhuis geïsoleerde groep familieleden, die zichzelf en hun onderlinge verhoudingen analyseren en beleven in dialogen waarbij weinig verzwegen wordt; de schokkende gebeurtenissen (waarmee in dit laatste boek zuiniger wordt omgesprongen) zijn slechts van belang om die verhoudingen te laten uitkomen. Bij de ‘formuleerlust’ hoort als complement een bewust zijn van de situatie dat zeker bij kinderen, die in al deze romans een belangrijke rol spelen, niet gewoon en zelfs nauwelijks bestaanbaar is. Dit is geen bezwaar; het is een stylering als een andere, die in een roman, als in iedere poging tot reproductie van een stuk werkelijkheid, in de een of andere vorm noodzakelijk is. Wanneer men eenmaal de techniek die een schrijver kiest, heeft geaccepteerd, en ik ben gezien het resultaat graag bereid dat hier te doen, is men vrij om binnen de begrenzing die deze techniek meebrengt alleen nog op de nuances te letten. In een boek als The Present and the Past ziet men dan meer leven van mensen dan in de meeste met minder ascese geschreven romans. Ik zou een vergelijking willen maken met Emily Brontë die, bij alle verschil, met Ivy Compton-Burnett gemeen heeft dat zij geen normale, tenminste geen complete vorm van erotiek beschrijft, en die toch veel te vertellen heeft wat voor iedere vorm van belang is. Met de normale vorm bedoel ik dan, eenvoudig gezegd, mensen van verschillend geslacht die elkaar niet zonder over in- en uitwendige obstakels te klimmen kunnen krijgen. Bij Ivy Compton-Burnett spelen voornamelijk verhoudingen waarbij van ‘krijgen’ helemaal geen sprake kan zijn. De enige in het boek die geen moeite heeft met zijn relatie tot de omgeving is het jongste kind van de familie Clare, de kleuter Toby, die al zijn liefde op zichzelf heeft geconcentreerd. Zijn eenvoud kan alleen dienen om de complicaties van het leven der anderen duidelijker te laten uitkomen. Die anderen zijn: de vader Cassius, zijn gescheiden vrouw Catherine, die binnendringt om haar zoons Fabian en Guy na negen jaar te heroveren, zijn tweede vrouw Flavia, haar kinderen Henry en Megan, de grootvader Mr. Clare, de ongetrouwde broer en zuster van Catherine (in een naburig huis), personeel en gedierte. Cassius is maar een zwakke afspiegeling van de tyrannieke vaders die in sommige andere boeken van Ivy Comp- | |
[pagina 239]
| |
ton-Burnett voorkomen, en is ook in hypocrisie hun mindere. Hij blijft wel een soort centrale figuur, maar slaagt er niet in zijn omgeving te domineren; hij laat zich tenslotte er door verslaan. Door de zwakheid van deze figuur is er misschien ook bij de kinderen meer speelruimte voor andere gevoelens dan loyaliteit tegenover de onderdrukker; hoewel men ook ziet dat de verstandhouding tussen Henry en Megan, de afhankelijkheid van Cuy tegenover Fabian zijn gegroeid in de isolatie die onder meer door de afwezigheid van bruikbare ouders is ontstaan. Agressie en defensie hebben wel hun plaats in het boek, maar niet zozeer als invloed op de structuur van de karakters; ook lijkt het mij dat er, vergeleken met de enkele romans die ik van deze schrijfster gelezen heb, iets meer gevoel en iets minder geest bij te pas komt (al is er van de laatste nog genoeg over). Zo zijn de kinderen Henry en Megan bijvoorbeeld wel aandoenlijk; de manier waarop hun verhouding wordt aangegeven is weer een illustratie van wat Henry Green heeft genoemd ‘the merits of non-description’: alleen wanneer de schrijver hem niet overbodig met détails lastig valt kan de lezer die naar eigen smaak invullen en zich daardoor een compleet beeld vormen. Men moet ook, zou ik hieraan willen toevoegen, de appreciatie van dat beeld aan de lezer overlaten: een situatie die ik hier bij gebrek aan een ander woord aandoenlijk noem kan een ander, door de manier waarop de schrijfster haar subjecten voor zichzelf laat spreken, even duidelijk voor de geest komen te staan, hoewel hij van zulke situaties niet houdt. Ik noem nog de broer en zuster van Catherine, heel merkwaardige figuren met een nog droger en cryptischer conversatie dan de anderen. Zij hebben elkaar; de meeste personen in dit boek hebben wel het noodzakelijke minimum van menselijk contact, zelfs voor Cassius is er nog zijn oude vader die een ironische affectie voor hem toont. Ondanks een element van hoop- en hulpeloosheid in karakters en situaties is het boek daardoor eerder opwekkend dan deprimerend. De beide vrouwen hebben geen hulp nodig, maar zijn daartegenover dan ook eigenlijk onuitstaanbaar; de ene zo flink en verstandig, de andere zo flink en onverstandig zijn zij blijkbaar niet van een soort dat Ivy Compton-Burnett goed kan verdragen. Het huis-, tuin- en kinderpersoneel, negen hoofden sterk, speelt aardig zijn rol op het tweede plan. Een kip sterft in het eerste hoofdstuk niet zonder dramatisch effect, een mol krijgt een waardige begrafenis. Alles bij elkaar: een bijzonder aardig boek voor wie er van houdt.
J.O. Kalff | |
Mary McCarthy, The Groves of Academe, Secker & Warburg, London 1952.Evenals The Oasis gaat deze roman van Mary McCarthy over de mislukking van een aantal intellectuelen om samen een ‘practisch’ werk te ondernemen (in dit geval het geven van onderwijs volgens | |
[pagina 240]
| |
‘progressieve’ beginselen aan een Amerikaans ‘college’) - een thema dat voor een satire vandaag inderdaad bijzonder veel mogelijkheden biedt, zoals The Oasis ook al aantoonde. Intellectuelen worden in The Groves of Academe daarom zo ridicuul als zij iets gaan ondernemen omdat zij veel meer geïnteresseerd zijn in de motieven achter iemand's werk dan in doelmatigheid - een motief dat men, zij het veel subtieler behandeld, ook in Angus Wilson's satirische roman Hemlock and After terugvindt. Eveneens met Angus Wilson heeft Mary McCarthy de verachting gemeen die duidelijk in haar gevoelens voor haar creaturen overheerst, maar die verachting is veel minder gemotiveerd dan bij de Engelsman - in al hun akeligheid zijn de personages uit The Groves of Academe veel conventioneler en onnozeler dan de schavuiten uit Hemlock and After. De schrijfster gunt bovendien haar figuren al heel weinig een eigen leven, door ze voortdurend te achtervolgen met honende, aphoristische commentaren, een vermoeiende hebbelijkheid die al aan de dag trad in haar teleurstellende verhalenbundel Cast a Cold Eye (met uitzondering dan van het voortreffelijke The Cicerone). Met wat minder bemoeizucht zouden die commentaren overigens zeker een bestaansrecht hebben bij deze schrijfster, want zij bezit er de intelligentie in ruime mate voor. Die intelligentie en het gevoel voor situaties, dat wij van haar kennen uit The Oasis, maken soms van The Groves of Academe nog wel iets goed, maar slagen er niet in het geheel te redden: het is een satire die door gebrek aan snelheid, bizarheid en ‘gaîté’ weigert van de grond te komen, wat, gezien de hele opzet van het boek, toch wel in de bedoeling van de schrijfster moet hebben gelegen, anders bijvoorbeeld dan bij Angus Wilson die eigenlijk meer ‘gewoon’ romancier is dan satiricus, in zoverre hij tot het schrijverstype behoort dat liever graaft dan vliegt.
H. van Galen Last.
De in dit nummer besproken buitenlandse boeken worden geimporteerd door Meulenhoff & Co. N.V. te Amsterdam. |
|