Libertinage. Jaargang 6
(1953)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
Noch turks noch paaps
| |
[pagina 129]
| |
Bertrand Russell: ‘One of the painful things of our time is that those who feel certainty are stupid and those with any imagination and understanding are filled with doubt and indecision’. Desondanks kan het niet zonder nut zijn de these van de K. wat nader te bezienGa naar voetnoot1) om duidelijk te maken, waarom men wel tegenstander kan zijn van het communisme, maar daarom nog niet voorstander van het anti-communisme van de K. Waarom men de door hem voorgestane politiek afwijst, ja deze ondoelmatig en verderfelijk acht in de strijd voor het behoud van de vrijheid en de democratie in de westerse wereld, terwijl ik voor de beoordeling van de toestanden in de niet-westerse wereld niet als uitsluitend criterium de vraag zou willen laten gelden of de bewonderenswaardige procedures van het parlement van Westminster er al zijn geïntroduceerd. Ik deel in ieder geval - al wil ik niet gaarne zijn vocabulaire voor mijn rekening nemen - de bezwaren van de K. tegen het communisme en een discussie over de toestanden in Sovjet-Rusland en de theorie en praktijk van het totalitaire communisme mitsgaders de vijfde colonnes en vredescongressen kan in de beschouwing die hier volgt derhalve achterwege blijven. Ik persoonlijk ben een tegenstander van de staatscommunistische diktatuur zoals deze zich in Rusland manifesteerde sinds Kroonstad, d.w.z. sinds 1921, toen zich de breuk voltrok tussen het russische proletariaat en de russische staat, tussen de Revolutie en de Communistische Dictatuur, het ogenblik ook waarop de internationale communistische beweging, de zogenaamde Derde Internationale op sleeptouw werd genomen door Moskou, hetgeen sindsdien zo is gebleven. In de loop der jaren heb ik op vele wijzen en op vele plaatsen hieraan uiting gegeven; waarmee ik alleen maar wil zeggen, dat aan ons, en ik spreek hier namens vele aanhangers van de ‘andere weg’, de K. geen lessen in anti-communisme behoeft te geven. Dat hij op de dwalingen zijns weegs is teruggekomen, kan men slechts prijzen; niet ieders Kroonstad valt nu eenmaal met het historische Kroonstad samen.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 130]
| |
Zonder ‘het Gesprek over Stalin’ op de voet te volgen en op al de ontsporingen van de K. zout te willen leggen wil ik mij liever tot enkele essentiële punten beperken om duidelijk te maken waarom het afwijzen van en de strijd tegen het totalitaire communisme allerminst een politiek impliceert, die de K. zo lustig propageert. In zijn voorstelling is het alles zeer eenvoudig, simpel als de leuze ‘Mussert of Moskou’. Aan de ene kant bevindt zich Amerika, het bolwerk van de vrede, de beschaving, de vrijheid enz., aan de andere kant Rusland, de permanente agressor, het wereldcommunisme, de georganiseerde barbaarsheid, enz. Gelukkig is er een probaat middel de vrije democratische wereld tegen de totalitaire slavernij te beschermen: bewapening onder leiding van Amerika en een militair eenheidsfront van de niet-communistische wereld inclusief alle reactionnaire, fascistische en aftandse regiems. Wie deze naïeve voorstelling der wereldsituatie en deze kruistochtmentaliteit tegen het ‘wereldcommunisme’ niet accepteert is een meeloper, subsidiair een twijfelaar. De werkelijkheid is natuurlijk anders. In de eerste plaats behoeft men geen pacifist of antimilitarist te zijn om verontrust te zijn over de gevolgen der moderne oorlogstechniek, die zoal niet, gelijk Einstein meent, het einde zou kunnen betekenen van alle menselijk leven op aarde, dan toch het einde van een gedeelte van het menselijk ras en, wat West-Europa betreft, het einde van de westerse beschaving. ‘Liever dood dan slaaf’ moge heel heroïsch klinken, voor ons is de strijd tegen het totalitaire communisme en het gevaar van een derde wereldoorlog een en ondeelbaar. Wanneer men constateert, dat het opmerkelijkste resultaat van de Tweede Wereldoorlog is geweest, dat de wereldpolitieke tegenstellingen zich in twee staten, respectievelijk statenblokken, hebben gepolariseerd en dat Europa in deze geen beslissende rol meer speelt, dan betekent dit tevens het constateren van het feit dat het zwaartepunt van de wereldpolitiek naar buiten Europa is verplaatst. Het is niet alleen de imperialistische tegenstel- | |
[pagina 131]
| |
ling van Rusland en Amerika, maar vooral ook mede ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog, de liquidatie van het kolonialisme en het imperialisme, het revolutionnaire nationalisme in Azië en Afrika, die een essentiële factor zijn en die de wereldpolitiek mede meer en meer bepalen. Van dit alles ziet de K. met zijn anti-communistische oogkleppen niets. Inplaats van een verdeling van de wereld, die er zou bestaan tussen slavernij en vrijheid, dreigt veeleer een ontwikkeling waarbij de gekleurde volken (met Rusland) zich keren tegen de blanken. Dat het anti-communisme in Azië zinloos is, zolang er geen einde is gemaakt aan de koloniale overheersing, is ook een van de eenvoudige waarheden die de K. niet kan begrijpen. Men kan nu wel spreken van een ‘communistische agressie’, maar vanuit Azië gezien is de hopeloze oorlog die Frankrijk nu sinds 6 jaar in Indo-China voert niets anders dan een koloniale oorlog - op zijn hollands gezegd: een politionele actie - tot handhaving van zijn koloniaal bezit.Ga naar voetnoot1) Wie gelooft werkelijk, dat deze strijd die hier met Senegalezen, SS-ers en vreemdelingenlegionnairs wordt gevoerd iets te maken heeft met de verdediging van de vrijheid en de democratie? Wie in Azië vertrouwt het Westen? Welke reden heeft men trouwens dit te doen? Op wie kan het Westen bouwen, behalve op de door de K. bewonderde ‘democraten’ als Singman Rhee en Tsjiang Kai Sjek? Als een meeloper van de meest reactionnaire amerikaanse politiek, schrikt de K. ook van een interventie-oorlog tegen China niet terug. Natuurlijk beschouwt hij Mao Tse Tung als een satelliet van Rusland, en het past in zijn scheve wereldbeeld van de chinese revolutie te spreken als de verovering van het land van de regering van Tsjiang door communistische invallers! Van enige noemenswaardige russische steun aan Mao is echter geen sprake geweest, de chinese revolutie is door Chinezen en niet door Russen gemaakt en China is op weg zich te ontwikkelen tot een grote zelfstandige mogendheid, hetgeen Peking naast Delhi tot een der hoofdsteden maakt der wereldpolitiek. Zonder de russische steun zou het resultaat van de burgeroorlog (constateerden de amerikaanse experts) geen ander zijn geweest en geen slag werd door de nationalisten verloren omdat zij gebrek hadden aan (amerikaanse) wapens die echter langzamerhand alle in het kamp van de tegenstander terechtkwamen, omdat de nationalistische regering, inefficient, corrupt en feodaal, niet meer | |
[pagina 132]
| |
op de steun van zijn troepen noch op die van het chinese volk kon rekenen. Aan Amerika bleef niet anders over dan het resultaat van de burgeroorlog te aanvaarden.Ga naar voetnoot1) Met het Moskouse wereldcommunisme noch met de idealistische tegenstelling van vrijheid en slavernij heeft deze agrarische revolutie van honderden millioenen boeren, die natuurlijk niet zonder belang is voor de machtsverhoudingen in Azië en de gehele wereld, iets te maken. Wat moet men zeggen van een politieke schrijver die geen enkele poging doet de factoren van dit gehele dynamische en complexe proces te onderscheiden en de machtspolitiek van grote mogendheden die onder alle regiems hun continuïteit vinden, nationalisme, communistische ideologieën, comintern-activiteiten en authentieke sociale volksbewegingen, alles door elkaar klutst om de lezer zijn stereotype anti-communistische gerecht voor te zetten van de totale verrottigheid en de agressieve georganieerde barbaarsheid van een zogenaamd ‘wereldcommunisme’?Ga naar voetnoot2) Daartegenover staat dan het (à la raison van een slordige 80.000 millioen dollar schuchter bewapende) amerikaanse lam. Toen MacArthur plannen had om de oorlog op Korea te beëindigen door die uit te breiden tot een oorlog op het vasteland van Azië, was dit in feite een plan nogmaals in de chinese burgeroorlog te interveniëren, ditmaal niet alleen met geld en adviezen, maar met de Amerikaanse strijdmacht. Men heeft niet veel fantasie nodig om te begrijpen welk een reactie zulk een gewapende interventie | |
[pagina 133]
| |
om een contra-revolutie te bewerkstelligen in geheel Azië zou hebben gehad. Truman verwierp dan ook deze plannen en dat was een verstandig besluit. Nu doen de politiek-strategische ideeën van de generaal, die ook als burger niet de eerste de beste is, opnieuw opgeld. Wanneer de K. zijn strategische beschouwing over de oorlog tegen de Sovjet-Unie ontwikkelt, is de praktische betekenis hiervan niet zo alarmerend. Maar in het voorwoord tot de publicatie van MacArthurs politieke geloofsbelijdenis leest men: ‘No man of our time is more authentically the voice of real America than Douglas MacArthur’. Het is moeilijk te beoordelen of de verklaringen van Eisenhower over de de-neutralisering van Formosa door de Zevende Vloot bedoeld waren als een propagandakluif voor de MacArthur-vleugel van de Republikeinse Partij of beschouwd moesten worden als een aankondiging van een nieuwe strategie en politiek die tot niets anders zou kunnen leiden dan tot het uitbreiden van de koreaanse oorlog op het vasteland van Azië. In dat geval zou het zeer de vraag zijn of deze tot Azië beperkt zou blijven. Wie ook maar de geringste kennis heeft genomen van de politieke ontwikkeling in het Verre Oosten van de laatste tachtig jaar zal het niet toevallig vinden dat amerikaanse divisies vanuit Japan in Korea interveniëren en wie ook maar de moeite neemt op een atlas na te zien waar Dairen en Port Arthur en Vladivostok liggen zal zich niet over russische belangstelling in Korea verbazen en het evenmin verwonderlijk vinden dat de Chinezen er vechten om een opmars van Amerikanen naar de Yalu te stuiten. Wie het aziatische panorama beziet, constateert dat niet alleen Oost- en Zuid-Oost-Azië, maar ook West-Azië (en het gehele Midden-Oosten) een strijdgebied is voor de imperialistische tegenstellingen van de twee rivaliserende statenblokken in hun globale strategie. Maar de dominerende politieke factor is deze: dat men te doen heeft met anti-imperialistische bewegingen van een revolutionnair-nationalistisch en ten dele sociaal-revolutionnair karakter. De revolutionnaire en nationale bewegingen en de nieuwe regiems, die er door in het leven zijn geroepen, kunnen niet worden beschouwd uitsluitend als pionnen van het russische imperialisme. Het imperialisme van Sovjet-Rusland en de communistische ideologie is maar één facet van dit dynamische complex; een facet overigens, dat uitsluitend bepaald wordt door de belangen van de buitenlandse politiek van de Sovjetstaat. Dit dynamische proces, dat van essentieel belang is voor de wereldpolitieke machtsverhoudingen en waarin meer dan de helft van de wereldbevolking is betrokken, is daardoor geken- | |
[pagina 134]
| |
merkt dat geen regiem zich meer kan handhaven, dat de koloniale verhouding tracht te bestendigen, het economische imperialisme vrije baan laat en geen rekening houdt met de sociale aspiraties van de massa's. Daar buitendien voor de boerenmassa's van Azië Sovjet-Rusland en communisme minder afschrikwekkende klanken zijn dan voor westerse intellectuelen, betekent dit alles onder meer, dat geen wapengeweld een communistische ontwikkeling of een sovjet-russische invloed - hetgeen niet hetzelfde is - kan keren, indien aan de nationale aspiraties van onafhankelijkheid en aan de eis van sociale hervormingen, die in Azië op de agenda staan, niet wordt voldaan. Wanneer men echter de K. over deze problemen leest, lijkt het soms of men te doen heeft met iemand, wiens politieke horizon niet verder reikt dan die van onze vaderlandse reactionnairen en generaals die in de ‘rode’ republiek van Djokja niets anders dan een maaksel van Moskou konden zien. De verklaringen van de K., dat het conflict tussen Amerika en Rusland ontstaan is omdat de Amerikanen zich verzetten tegen het Russische voornemen om zich meester te maken van al die Europese en Aziatische gebieden, (die de twijfelaars tot een anti-amerikaans bondgenootschap willen verenigen) is dan ook een voorstelling geschikt voor de politieke kinderkamer. En hoe staat het met de Russische aanvallers? Met het Russisch grootscheepse militaire aanvalsplan, met de Russische plannen van een aanval op Amerika, waar de K. ons nu al sinds jaren voor waarschuwt en in verband waarmee West-Europa zich door middel van het Atlantisch Pact en met vijftig divisies moet beschermen en meer dan dat: zich zo sterk maken dat Rusland binnen zijn oude grenzen kan worden teruggedrongen en gedwongen wordt een democratie te worden en ontwapend te worden en dat de gewapende macht van het Westen, gestationeerd in Europa en Azië zo sterk zal zijn dat wij tegen de Russen kunnen zeggen: als we willen kunnen we je dood slaan. Ondanks dit pleidooi voor oorlog, respectievelijk het dreigen met oorlog, kan men nu bij de K. lezen dat z.i. Rusland niet tot de oorlog zal overgaan. In zijn meesterlijke beschouwingen drukt Borkenau zich nog positiever uit: hij is er van overtuigd dat we met vele jaren van vrede kunnen rekenen en men zou zich nog met meer genoegen bij deze conclusie willen aansluiten, ware het niet dat onze oude vriend Franz Borkenau beroemd is vanwege het stellen van onjuiste prognoses. Een andere van de anti-communistische kruistochtridders, Burnham, is het daarmee eens, maar buitendien is | |
[pagina 135]
| |
hij tot de conclusie gekomen, dat de Russen in de afgelopen jaren nooit werkelijke aanvalplannen hebben gehad. Onder deze omstandigheden moet ook de containment-politiek van Truman worden herzien en door agressievere methoden vervangen, indien men ernst wil maken met Eisenhowers program de ‘tidal mud’ terug te willen rollen tot de ‘natuurlijke historische grenzen’. Waarvoor diende, vraagt men zich af, dan de agitatie van de laatste jaren tegen de Russische bedreiging? Is het soms de opvatting van de voorstanders van het Atlantische Pact, dat West-Europa gebruikt moet worden als een bruggehoofd om deze Amerikaanse operatie van het ‘terugrollen’ te bewerkstelligen? En is het de opvatting van de atlantische bondgenoten van Amerika om van Korea een bruggehoofd te maken in Azië voor een basis voor een oorlog op het Aziatische vasteland’, zoals de K. schreef -: immers van Korea uit, kan men zowel de Russische basis in het Verre Oosten als de Chinese industriekern Mandjoerije aantasten. Het is niet de amerikaanse negerkwestie of het boek van Deutscher, maar politieke strategische beschouwingen als deze, die de twijfelaars doen twijfelen. Ik schrijf dit terwijl het spectaculaire russische vredesoffensief is begonnen. Men kan slechts speculeren over de motieven van de nieuwe regerende bureaucratie van het Kremlin, en het is onmogelijk de gevolgen ervan te overzien. Men zou een optimist moeten zijn om te geloven dat het tijdperk van de eeuwige vrede is aangebroken. De tegenstellingen, de conflicten en de gevaren zullen blijven. Eén ding is echter zeker: indien deze russische toenaderingen tot een détente zouden leiden is er veel gewonnen. Ook zonder het vooruitzicht van een Derde Wereldoorlog voor de deur blijft de wereld verre van vrolijk, maar zolang er leven is, is er hoop. Een détente zou betekenen, dat althans de bewapeningswedloop, die geen ander resultaat zou kunnen hebben dan de onmetelijke ramp van een derde wereld- en atoom-oorlog, zou worden stopgezet. Een bestand in Korea zou het gevaar van een strategie van MacArthur voorlopig bezweren en aan de dwaasheid, dat in de Veiligheidsraad een vertegenwoordiger van de emigrantenregering van Formosa zetelt inplaats van China zou een einde komen. Ook de anti-communistische hysterie zou wellicht luwen en wanneer het rookgordijn wat is opgetrokken, zou beter blijken wat onder de ‘vrijheid’ in het Westen zou moeten worden verstaan. Als de bewapening niet meer op het eerste plan staat, zal blijken hoe het met de economische orde in het Westen is gesteld. Het communisme zal dan ook met andere en | |
[pagina 136]
| |
doelmatiger methoden kunnen worden bestreden. Dan zal ook blijken of de regering van de car dealers, die, naar men in de U.S.A. zegt, die van de new dealers heeft vervangen, het enorme amerikaanse productie-apparaat zal kunnen doen functionneren in het belang van de wereldwelvaart en of de technische hulpbronnen van het Westen zullen worden aangewend in het belang van de minder ontwikkelde gebieden zonder political strings en zonder economisch imperialisme. Dan zal blijken of de liefde voor de vrijheid en de wens het agressieve communisme te bestrijden ook zo ver gaat, dat men bereid is tot de liquidatie van het kolonialisme. De derde weg, die deze adempauze zou beschouwen als de realisering van een minimumprogram, vertegenwoordigt inderdaad geen derde macht, maar is de stem van common sense en van de common man, van millioenen in West-Europa en in de gehele niet-communistische wereld die niet willen worden gerussificeerd, maar toch ook niet geatomatiseerd. Turks noch paaps blijft dan ook het devies der twijfelaars.
15.4.1953. Arthur Lehning | |
Noch Hamlet noch BakuninWij plaatsen deze brief, omdat hij ons kenmerkend lijkt voor het emotioneel en pacifistisch gekleurde denken van vele intellectuelen, die bezwaar hebben tegen de wat bot lijkende conclusie van een ‘bewapend Westen’, zoals door onze medewerker De Kadt in Libertinage en elders met hardnekkigheid en talent pleegt te worden verdedigd. Eén van de vele redenen, waarom wij het met de conclusies van Arthur Lehning niet eens zijn, is, dat zij ontbreken. De houding van onze briefschrijver is die van een verontrust cultuurdrager met nobele bedoelingen, die echter in gebreke blijft aan te geven wat er nu eigenlijk moet gebeuren. In zijn pleidooi voor twijfel en onzekerheid klopt hij bij ons overigens niet aan een dovemansdeur. Wij zijn er van overtuigd, dat men in intellectuele scrupules ten aanzien van de interpretatie der feiten niet ver genoeg kan gaan en het overkomt ons zelfs bij de lectuur van zijn epistel, dat wij nog blijven twijfelen bij zijn zekerheden. Niettemin zouden wij de juistheid van een aantal zijner inzichten niet willen betwisten, al wijzen wij zijn simplificerende weergave van De Kadts veronderstelde simplificaties van de hand. Wij laten het uiteraard gaarne aan onze medewerker over om daarop nader in te gaan, indien hij dat nodig zou vinden. | |
[pagina 137]
| |
Maar er zijn enige opvattingen in Lehnings brief, die de redactie van Libertinage liever niet zonder commentaar wil afdrukken. Met alle sympathie - zieleverwantschap zelfs - met de Hamlets, wensen wij dit mensensoort niet als politici, omdat zij, in het groot, de verschrikkelijke brokken maken, die wij ook van de Deense prins kennen. Het is in de politiek nu eenmaal zo, dat er gehandeld moet worden op grond van onvolledig kenbaar feitenmateriaal. Wie blijft delibereren is schuldig aan de val van Saguntum. Wie in een op machtsverhoudingen gebaseerde wereld begint met te zeggen, dat hij de oorlog meer dan iets anders vreest, levert zich weerloos over aan de tegenstander, die dat niet doet. Het gevolg is de afdreigingspolitiek, die wij van Hitler zo goed kennen en die ten slotte toch tot niets anders dan oorlog leidt. Zeker, men appelleert aan voortreffelijke sentimenten, als men zegt: die smerigheid, vooral nu met de atoombom, is ons te erg, daarvoor passen wij toch heus; u moet maar weten, wat u doet, maar wij doen niet mee. Natuurlijk heeft men gelijk met op te merken, dat niet alle bewegingen in Azië door het Kremlin zijn uitgedacht. Wie zal het ontkennen, dat het vrij en zelfstandig worden der gekleurde volkeren op acties berust met een eigen beweegkracht? Maar indien ze zich als pionnen van Moskou gaan gedragen, mag men ze dan niet als zodanig beschouwen, omdat ze tevens iets anders zijn? De détails en de nuances zijn altijd van belang, maar men moet zich toch wel afvragen, of zij afbreuk doen aan het algemene beeld en of zij van invloed zijn op de ene conclusie die tot een bepaalde politiek moet voeren. Nu zegt Lehning, dat hij van De Kadt geen lessen in anti-communisme hoeft te ontvangen, omdat hij zich eerder tegen de communistische dictatuur heeft gekant dan De Kadt. Het lijkt ons niet overtuigend, want hij schijnt helemaal niet meer te weten, waarom hij tegen de communistische dictatuur is. Hij is het zelfs zozeer vergeten, dat hij aanstoot neemt aan De Kadts omschrijving ervan, nl. als ‘de georganiseerde barbaarsheid’. De lessen van De Kadt, evenals die van Koestler, Souvarine en Borkenau zou hij dus o.i. heel goed kunnen gebruiken. Indien men zich concreet voorstelt, wàt de communistische dictatuur inhoudt, het verblijf van millioenen in werkkampen, het vermoorden en denunciëren van vrienden en verwanten, waarin de grote Stalin zo bloedig is voorgegaan, de afschaffing van alle socialistische idealen, de totale rechtsonzekerheid voor iedereen, de zuiveringsprocessen met hun afgedwongen bekentenisen, de kneveling van alle gedachten-vrijheid en uitingsvrijheid, de mensonterende dwingelandij van de partij-domheid op het gebied | |
[pagina 138]
| |
van de cultuur, dan kan men deze reusachtige bedreiging van de westerse beschaving niet op één lijn stellen met de amerikaanse machtsontwikkeling, waarover Lehning smalend schrijft, maar die hem dat schrijven - en het ademen - toch maar mogelijk maakt. Dat hij hier nog vrij kan ademen - betrekkelijk vrij, maar toch reusachtig vrij, vergeleken met de mensen achter het ijzeren gordijn - hangt nu eenmaal samen met de westerse afweerkracht; het is een voor onze cultuur beschamend feit, dat zij zich alleen in de schaduw van de wapenen kan handhaven, maar het is waarschijnlijk juist; althans het tegendeel kan niet worden aangetoond en het risico, om de wapenen nu maar eens weg te laten, is volgens de ‘common sense’, waarop Lehning zich gaarne beroept, veel te groot. Het lot van Tsjechoslowakije bijvoorbeeld is ons te goed bekend om niet te weten, dat de Russische zetbazen overal bereid zijn de zaak over te nemen, waar dat zonder oorlog mogelijk is. Men moet daarom de zware en vèrstrekkende beslissing durven nemen om dat in Europa voortaan onmogelijk te maken zonder oorlog. En dat betekent bewapening, samenwerking van het Westen en het atlantisch pact. Hoe gedistingeerd-intellectueel het ook staat om twijfel te zaaien aan de juistheid van zulke common-sense-conclusies, intelligent is het niet. Om het concreter te zeggen: één onzer heeft op het vredescongres, dat in 1946 te Parijs is gehouden, als journalist te maken gehad met allerlei gedelegeerden. Een van de weinige mensen met cultuur onder deze politici en diplomaten, die zich gewoonlijk op de eerste dag van hun verblijf in Parijs naar de Folies Bergère begaven, was Jan Masaryk, de Tsjechische minister van buitenlandse zaken. Niet alleen een man van smaak, maar ook een menselijke figuur, die slechts zelden een diplomatiek masker droeg. Toen de staatsgreep van de communisten, ondernomen onder de bescherming van de omringende russische legers, werd uitgevoerd, sprong Masaryk uit het raam van zijn ministerie in Praag. Ziet u, het was niet de abstracte communistische dictatuur, waarom een zachtzinnige en tot samenwerking bereide erudiet als Masaryk een eind aan zijn leven maakte, het was, heel concreet, ‘de georganiseerde barbaarsheid’, die hier binnen rolde en die ook verder, zuiverend door middel van ophanging tot in eigen gelederen zich die kwalificatie waardig heeft getoond. Als wij niet laf waren en vooral bedacht op eigen veiligheid en comfort, dan zouden wij inderdaad een kruistocht moeten maken om de oosteuropese staten te bevrijden. Want zij zijn de slachtoffers van de beperktheid en de vertraging van de westerse bewapening. Maar in geen geval is het nodig om aan een verder | |
[pagina 139]
| |
oprukken van de georganiseerde barbaarsheid, d.w.z. de situatie waarin de Masaryks uit de vensters springen, in Europa mee te werken. En dat is precies, wat de twijfelaars doen, door hun derdewegspacifisme, hun verdoezeling van wat de dictatuur eigenlijk is en hun ondoordacht doordraven op de door ieder fatsoenlijk mens gekoesterde afkeer van oorlogsgeweld. Iemand, die zegt, dat de strijd tegen het totalitaire communisme en het gevaar van een derde wereldoorlog een en ondeelbaar is, beweert onzin. De enige zekere weg voor het Westen om een derde wereldoorlog te voorkomen is het accepteren van het totalitaire communisme. Een zekere weg om het totalitaire communisme te voorkomen is er niet, maar de beste weg lijkt te bestaan uit een aantal maatregelen (waaronder bevordering van de sociale rechtvaardigheid en afschaffing van het kolonialisme), waarvan krachtige bewapening een onontbeerlijk onderdeel is. Deze bewapening heeft talrijke bezwaren, practische, financiële, economische, morele, humanitaire, aesthetische, wat ge maar wilt, maar men kan haar evenmin weglaten als een dijk tegen de vloed. Helaas, duizendmaal helaas, maar ik geloof niet, dat Lehning aannemelijk heeft gemaakt, op zijn aziatische excursie, dat het anders is. Het is opmerkelijk, dat onze briefschrijver in zijn manipulaties met de aziatische massa's het lot van Oost-Europa over het hoofd ziet. Men krijgt zelfs de indruk, dat West-Europa hem nauwelijks meer interesseert, omdat het zwaartepunt van de wereldpolitiek z.i. naar buiten Europa zou zijn verplaatst. Dat is niet alleen een zeer twijfelachtige vaststelling, maar zelfs als zij juist zou zijn, zouden wij in onze beschouwingen en in onze bekommeringen Europa toch nog wel centraal mogen stellen. Doen wij dat, dan wordt het niet erg duidelijk, wat Lehning nu eigenlijk wil behalve twijfelen. Vindt hij Rusland een bedreiging? Ja, zou men zeggen, want hij noemt het land ‘imperialistisch’. Maar ook weer neen, want hij spreekt smalend over de agitatie tegen de russische bedreiging. En toch weer ja, want het russische vredesoffensief van Malenkof zou z.i. tot een détente kunnen leiden en dan zou er dus wel degelijk een door russische dreiging gecreëerde spanning zijn geweest; anders kon zij immers niet door eenzijdige daden van de Russen worden opgeheven. Een sterk staaltje van zijn onsamenhangend denken is wel, dat bij deze mogelijke ontspanning, die toch gevolgd zou zijn op atlantisch pact en europese bewapening, m.a.w. op de politiek, die volgens zijn mening de oorlog dichterbij had moeten brengen, opeist als de realisering van het minimum-program van de derde weg, die | |
[pagina 140]
| |
juist alles heeft pogen te doen om de kracht van het Westen te ondermijnen. ‘Noch turks noch paaps’ is overigens niet het devies van een twijfelaar. Het klinkt even zeker als dat van de zelfverzekerde, maar wat praktischer en wereldser oude Hollanders, die ‘liever turks dan paaps’ wilden wezen. Wij kennen Arthur Lehning als een bekwaam historicus, maar noch in zijn rol van twijfelend politicus, noch als zelfverzekerd utopist, wiens koninkrijk niet van deze wereld is, zien wij in hem een leidsman.
Voor de redactie: H.A. Gomperts
Geachte Redactie,
Mogen wij, met het oog op de verkiezingen die zeker wel op komst zullen zijn, in uw rubriekje Barricade de aandacht vragen voor een nieuwe Partij, die wellicht in de smaak valt van enigen uwer lezers (de door De Kadt niet overtuigden)? Als Partij Blancostemmers is deze groepering ontstaan, uit de volgende bittere ervaring: hoe vaak nu reeds zijn wij, blanco-stemmers van nature (als intellectuelen zijnde, convenieert het ons nl. slecht om de boete voor in-het-geheel-niet-stemmen te betalen), in het laatste kwartier, ja, op weg naar de stembus, tegen een wetend iemand aangelopen, die ons zei: ‘maar dat mag je niet doen, dan stem je eigenlijk voor de K.V.P. of de communisten’. En hoewel wij de rekensom die dit bewijzen moest, met onze alpha-mentaliteit maar moeilijk begrijpen konden, dachten wij dan toch: dàt nooit, want in ons binnenste had dan meestal óók al een stemmetje geklonken dat sprak: ‘P.v.d.A. dan toch maar weer’... Toch is het vervelend dat wij het nu op het punt van de Zondagsrust b.v. geheel eens zijn met de heer Oud (op wie wij voor niets ter wereld stemmen willen) en niet met het kopstuk van de P.v.d.A. dat door de radio uitriep: ‘moesten wij dan tégen een wet stemmen die er tòch zou komen?!’ Anders ging er zeker een N.S.B.er op zijn plaats zitten? In uw klein maar select gezelschap mag het misschien wel even hardop worden gezegd, dat deze bekommernis des te nobeler is van ons groepje, waar wij persoonlijk geen voetbal van een honkbal kunnen onderscheiden. Wèl zijn wij persoonlijk erg bang voor het opdringen van Hollandse christelijkheid dat nog steeds doorbraak heet. Wij zien het nog aankomen dat onze kinderen, als zij later volwassen mannen en vrouwen zijn, het brood uit de mond gestoten zal worden wanneer zij niet tot een kerkgenootschap be- | |
[pagina 141]
| |
horen. Ook zien wij het nog aankomen dat wij sympathie zullen moeten gaan krijgen voor het Humanistisch Verbond (ondanks de crucusjes en het Hogere...), zoals wij die honderd jaar geleden misschien voor de R.K.'s zouden hebben gehad: als verdrukte minderheid. Om dus nu eens van ganser harte te stemmen, zonder ongewild een bepaalde formatie van onze medeburgers te bevoordelen, richtten wij het Verbond Blanco-stemmers op, dat wij echter bij nader inzien omdoopten in P.P.D. (Partij Politiek Daklozen), in de hoop zo enige stemmen-bij-vergissing in de wacht te slepen van lieden die eigenlijk P.v.d.A. of V.V.D. bedoelen. Wat had u van onze Slogan gedacht: ‘Stemt P.P.D.: wij bieden u een dak waarvoor u zich niet hoeft te schamen’? Wij zijn ten volle overtuigd dat ons aantal zo gering zal zijn, dat wij geen merkbare schade zullen kunnen aanrichten in de politieke gang van zaken. Wel echter zal het ons een diepe bevrediging schenken, het éne lid dat wij ten parlemente zouden willen zenden, Hinderlijke Vragen te horen stellen, naar links en naar rechts en zomaar, zonder aanzien des partij's. Die lezen wij dan 's avonds in de krant. Een efficient lid hoeft het niet te zijn (zie boven), maar wel een brillant persoon, dunkt u niet?
Met dank voor de plaatsing, Mr Hugo Fastenhorst, (h.t. secretaris voorlopig bestuur P.P.D.).
Amsterdam, April, 1953. |
|