Europa zonder Protocol
Wie buiten de gesteriliseerde geschiedenisboeken om nog eens iets tracht op te diepen over gebeurtenissen die als ‘epochemachend’ gelden, moet het wel opvallen onder welke onnozele, lachwekkende, soms op hele en halve toevalligheden berustende, omstandigheden vele feiten zich voordoen, die achteraf als van historisch belang worden bestempeld. De histoire intime van iedere revolutie levert een koddig beeld op van vergissingen en blunders, van aarzelen en doorzetten volgens het kip-zonder-kop-recept, hetgeen trouwens bij nauwe aanraking met elke contemporaine omwenteling de niet-overdonderde toeschouwer ook moet opvallen. Alleen de heroïsering achteraf ‘pour besoin de la cause’ brengt van die vastberaden mannen op het papier of op het doek, die met ten hemel geslagen ogen en gebalde vuist juist die woorden spraken of die gebaren maakten, waar een om zijn lot verlegen volk ongeduldig op stond te wachten.
Met deze ervaring op de achtergrond heb ik enig vertrouwen gekregen in het eerste experiment van supranationale Europese samenwerking, de Kolen- en Staalgemeenschap, die onlangs startte in het voor gemoedelijke blijspelen zo uitermate geschikte Luxemburg. Ik houd van het niets dat als een schim op me afkomt, zou ik met een variant op Van Deyssel willen zeggen en juist dat vage, aan niets herinnerende en aan niets aanknopende van die installatie der Hoge Autoriteit, deed me meer dan welke andere plechtigheden ook, die door protocollair ceremonieel samengekleefd, met uniformen, staatsiekledij of toga's tot een poppenkast omgetoverd en van volks- en aanverwante liederen doordaverd plegen te worden.
Negen mannen in hun, wel nette maar dagelijkse, colbertje achter een groene tafel in de raadzaal van het Luxemburgse Gemeentehuis, dat aan een schouwburg herinnert van een niet uit de tradities te wrikken provinciale hoofdstad. Achter de tafel een vriendelijke bloemetjesversiering, zoals op partij-congressen en huldigingsfeesten meestal wordt aangebracht. Daartussen de vlaggen van de zes Schuman-landen, in een symbolische waaier gedrapeerd en wonderwel bijeenpassend met de kleuren, die in totaal - hoe weinig verscheiden is Europa toch - maar zeven bedragen. Voor de rest allemansstoelen, zoals iedere vaderlandse Nut voor het Algemeen-zaal ze kent. Op en achter die stoelen ook weer colbertmannen, van wie sommigen door een ambtenarenernst, velen door de onvermijdelijke reportersboekjes, fototoestellen en filmcamera's hun beroep verraden.
In dit décor, dat alles miste wat een gangbaar gebruik als indrukwekkend aandient en dat me deed herinneren aan de feestavonden van onze H.B.S. in de getransformeerde gymnastiekzaal, werd dan het vertreksein van de uit zes wagons bestaande Europese kolen- en staaltrein gegeven. Het meest symptomatische hierbij was misschien wel dat de machinist tegelijk als stationschef optrad.
Er was geen précédent en er was geen protocol. Zeker, er waren ministers (van Luxemburg) en er waren diplomaten (geaccrediteerd in Luxemburg), maar ze hadden hier letterlijk niets te zeggen. Er was alleen die machinist, die via het naakte woord de kranen kon openzetten van iets dat