gezien hoe mijn kameraden zich letterlijk op de maar al te gewillige vrouwen wierpen; heb hen goede raad en materiële steun gegeven om te voorkomen dat zij bij mij aan moeten komen voor behandeling van wat ik steeds beschouw als een ontoelaatbaar zware en onsmakelijke straf voor een luchtige en lichte zonde, en heb tenslotte met Pedro - de anderen zijn te primitief om mee te praten - hierover een gesprek gehad, ongeveer als volgt:
- Waarom schaam jij je niet Pedro, vind je dit gedrag geen verraad aan de goede zaak? Intieme omgang met de vijanden van jouw volk?
- Mijn volk heeft geen vijanden.
- Maar jouw klasse dan? Het zijn bourgeois-vrouwen.
- Ze zijn misleid, ik voed ze op, ze luisteren heel goed naar mij, ze zijn zacht en sentimenteel, ze koken lekker, ze stoppen mijn sokken, hun mannen hebben mij zeven jaar geëmmerdeerd, nu proberen zij weer iets goed te maken. Ik vind het prettig en nuttig en laat ze begaan. Dit is de vorm die de klassenstrijd nu en hier heeft aangenomen.
Zo was ik dus door Pedro's argumentaties verzwakt - waar kan men nog houvast vinden als men het niet bij een Marxist vindt? Daarbij komt dat ik mij hier als overwinnaar voel. Dit lijkt merkwaardig bij iemand die door de gezagsdragers van dit volk drie jaar lang als een konijn gehouden is in diverse gevangenissen, tuchthuizen en kampen met als voornaamste wapen om zijn menselijke waardigheid te verdedigen, het universele en vaak afdoende: Jawohl! en verder passiviteit, zwijgen en andere vormen van relativerende ironie. Maar ik voel mij overwinnaar, omdat de Historie mij en mijn gratuite handelingen gedurende de bezetting voorlopig gelijk heeft gegeven, omdat ik mij zelf bevrijd heb en daarmee bewezen heb toch geen konijn te zijn, omdat ik daarna op SS-ers heb gejaagd en er eigenhandig een heb neergelegd, en vooral door mijn voortdurende omgang met de Amerikanen: deze probleemloze en natuurlijke vitaliteit is nog de beste stimulans voor het hervonden gevoel van eigenwaarde en vanzelfsprekend deel ik mij in bij hun categorie. Zo ben ik dus overwinnaar en als zodanig behoren mij volgens oud oorlogsrecht de vrouwen der overwonnenen, vooral als deze niet thuis zijn, zoals hier.
Daarbij kwam dat ik mij haar benen herinnerde toen zij, gebogen over de grote koffer, zenuwachtig door de aanwezigheid van vier soldaten, naar de schoenen van haar man zocht, en ook haar ogen toen ze zei dat ze Lieselotte Weber heette; en benen en ogen