Libertinage. Jaargang 5
(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
De Groene Oranje?In Hannah Arendt's fascinerende beeld van de structuur van de totalitaire wereld, gegeven in haar The origins of totalitarianismGa naar voetnoot1), is de ‘Partij’, in de periode dat zij nog niet over de absolute macht beschikt, omgeven door een stootkussen, gevormd door sympathisanten die hun tenten onmiddellijk rond de uiterste vestingmuren van de ‘Partij’ hebben opgeslagen. De schrijfster toont ook aan dat het stootkussen inderdaad naar twee kanten werkt, waar wij, die geheel buiten het geheimzinnige fort en de omringende wallen staan, geneigd zijn de functie van die armzalige tentbewoners als eenzijdig te zien: om ons in het onzekere te brengen over de ware aard van de kasteelheer en zijn clique en de vreemde practijken die men beoefent. Zo nu en dan lekt er wel eens iets uit over wat zich afspeelt in de kelders van het slot, of wij horen over de wonderlijke condities waarin een groot aantal ongelukkigen zou worden gedwongen te werken in de groentetuintjes binnen de vestingmuren. De tentbewoners echter geven zich alle mogelijke moeite om ons te doen geloven dat het heus zo erg niet is binnen die muren - waar overigens geen vreemdeling zonder geleide wordt toegelaten - en dat daar werkelijk niet de pure waanzin heerst. Zij bezweren ons telkens weer de blik niet al te strak op de mysterieuze vesting gericht te houden omdat wij daardoor zo gemakkelijk verblind kunnen raken; om vooral ook eens voorbij de torens te kijken en, als dat niet helpen wil, tracht men ons zonnebrillen aan de man te brengen, van welker vervaardiging trouwens een gedeelte van deze tentbewoners in zijn onderhoud tracht te voorzien. Het merkwaardige is echter dat zij hun, gewilde of ongewilde schatplichtigheid aan de kasteelheer en zijn clique óók afdoen in de vorm van zonnebrillen, want op het kasteel verdraagt men het daglicht slecht. Maar dank zij die brillen kan men tenminste leven in de onontbeerlijke illusie dat de werkelijkheid volkomen overeenstemt met het beeld dat de bruine of donkerrode glazen opleveren. En intussen hoopt men op de dag dat het kasteel zozeer zal zijn uitgebreid en verbouwd dat het daglicht nergens meer een kans krijgt naar binnen te schijnen ... waarna de tentbewoners gewoonlijk | |
[pagina 227]
| |
vriendelijk worden beloond voor de bewezen diensten met een plaatsje in de zich snel uitbreidende groentetuintjes. Van alle brillenmakers in Nederland zijn ongetwijfeld die van De Groene Amsterdammer de bekwaamste, niet in de laatste plaats ook als verkopers. Zij hebben een publiek gekweekt dat onvoorwaardelijk in hun koopwaar gelooft, zoals anderen in een bepaald merk auto of radiotoestel geloven; een publiek dat elke critische faculteit heeft afgelegd ten opzichte van de door de Groene verschafte producten. Zij zijn aan deze brillen verslaafd geraakt, en inderdaad maken de typische Groene-lezers de indruk van mensen die te veel met verdovende middelen omgaan. Men hoeft zo iemand maar eens te vertellen dat zijn weekblaadje geleid wordt door mensen die een verstandhouding hebben met de C.P.N. en er volgt een uitbarsting van morele verontwaardiging of een stilzwijgen vol superieure minachting; zegt men echter diezelfde Groene-lezer dat Amerika, niet Sovjet-Rusland de grote ordeverstoorder is, of dat de stalinisten ‘misschien geen vijfde colonne vormen’ - zoals onlangs het grote warhoofd Suys geloofde - of dat de regering-Pinay de democratie in Frankrijk misschien wel een slechte dienst bewees door de ‘bijzonder intelligente’ Duclos achter slot en grendel te zetten (men zie de Groene van 7 Juni '52), en men is bereid U met een ernstig gezicht aan te horen en U gelijk te geven, althans een heel eind met U mee te gaan, minstens U met sympathie tegemoet te treden bij zulke loffelijke pogingen tot ‘objectiviteit’, tot het ‘open houden van het gesprek.’ Intussen heeft mr. Dijkstra's zevenstemmer-beweging laten zien dat de Groene inderdaad die functie heeft tegenover de ‘Partij’, die Hannah Arendt alle fellow-travellers toeschrijft. Gevraagd naar zijn mening omtrent mr. Dijkstra's actie zag Paul de Groot hier nu eens niet de hand van Philips, Unilever, Krupp of Du Pont de Nemours in, maar betoonde hij zich opeens een redelijk man. De Groene kon dan ook niet nalaten een heel klein juichkreetje te laten horen. Paul de Groot is het niet met ons eens (verjaagd zijn met één slag alle gedachten aan een onder één deken liggen van de heren De Groot en Dijkstra) maar in tegenstelling tot Romme, Oud en Het Vrije Volk geeft hij tenminste argumenten (wie zei daar dat een ‘gesprek’ met stalinisten onmogelijk is?) schrijft de Groene ongeveer. Volgen de argumenten van Paul de Groot die met enig recht stelt dat als men nu werkelijk zo veel tegen heeft op het Atlantische pact en de Westerse herbewapening, men niet anders doen kan dan stemmen op de enige partij die daar ‘principiëel’ tegen is, en dat is nu eenmaal, ook volgens de Groene, de C.P.N. Maar opmerkelijker nog dan een sluitend betoog is hier van Paul de Groot de toon, een toon namelijk vriendschappelijk en respectueus, (Ik wil vooropstellen, dat wij uw overwegingen waarderen en een eerlijke peiling als door u bedoeld zouden toejuichen) maar tegen het einde vaderlijk vermanend (Ook hiermede zou de zaak van de vrede niet zijn gediend. Het spijt mij dus het door u geopperde plan ten stelligste te moeten ontraden.) Geen woord in deze brief over fascisten of kapitalisten - het is een epistel even verrassend als sommige tropische eilanden (Cuba, Madagaskar); men verwacht er gifslangen en ze zijn er niet. Hier spreekt geen man die zichzelf overschreeuwt - hier spreekt iemand tot geestverwanten, tot vrienden, weliswaar nog niet vast genoeg in | |
[pagina 228]
| |
de leer, maar die daartegenover de beschikking hebben over een publiciteitsorgaan dat meer Nederlanders beïnvloeden kan dan door de ‘Partij’ rechtstreeks mogelijk is. En bovenal, zolang de Groene bestaat is de buitenlucht voor Paul de Groot en de zijnen in Nederland nog zo ijzig niet. Inderdaad, de dienst die de Groene de stalinisten bewijst ligt niet zo zeer in het winnen van stemmen als wel in het scheppen van een klimaat, waarbinnen het de C.P.N. mogelijk blijft zich te handhaven. Een klimaat dat gemaakt wordt door werkelijke topprestaties soms op het stuk van hypocrisie, draaierijen, halve waarheden, drogredenen en verdachtmakingen. Andere malen weer ligt de schijnheiligheid er wat al te dik op en wat dan te zien komt ... maar men zie de Groene van 3 Mei 1952 bijvoorbeeld. Het Parool namelijk wijdde enige critische woorden aan de redevoeringen van de Koningin in de V.S. - een opgelegde kans dus voor de Groene om 1) het Parool verdacht te maken en 2) zelf weer eens in het gevlei te komen van het ‘weldenkende’ publiek. Het is de Koningin zelve, steekt de Groene van wal, die zich nu, na de Groene en de Derde Weg, de toorn van de Parool-redactie op de hals gehaald heeft. Men ziet, wie de Groene leest is in ieder geval in goed gezelschap. Zij heeft gedurende haar Amerikaanse reis een aantal redevoeringen gehouden en daarin over de internationale situatie en haar ontwikkeling dingen gezegd, die, naar een vrijwel eenstemmig oordeel hier te lande en elders hoognodig eens gezegd moesten worden, die door niemand beter en bij deze gelegenheid bijzonder goed gezegd konden worden. Vanwaar dit plotseling beroep op een ‘vrijwel eenstemmig oordeel’ van de zijde van een orgaan dat altijd zo prat gaat op zijn ‘onafhankelijke’ mening? Waar blijft nu het ‘tegengif’ tegen de ‘algemeen-gepropageerde visie’, om met de woorden van de Derde Weg te spreken? De Groene gaat dan, na nog enige boosheden aan het adres van het Parool, verder met te vertellen dat de buitenlandse politiek in dat blad bedreven wordt door ‘gewezen communisten’, en zulke lieden zijn vaak alleen maar ‘balorig’, vindt de Groene, die er dit maal alles op gezet heeft om een liedje te schrijven dat zonder bezwaar ook voor de Avro gezongen zou kunnen worden. Maar dan het slot: Een beetje een raar land, of liever een rare wereld, is het eigenlijk toch wel waar dergelijke heren de kans krijgen in een zich als progressief en socialistisch aandienend blad zich zo vrij en onverveerd uit te leven en iedere andersdenkende tot de Koningin toe te lijf te gaan (sic!)Ga naar voetnoot1) Ja, wat wonderlijk toch, roept dit groentje uit, dat mensen die critisch durven staan tegenover leden van de Koninklijke familie, zich nog socialisten durven noemen! Maar het meest verbazingwekkende vindt hij toch | |
[pagina 229]
| |
wel dat zij hun critiek nog mogen publiceren ook! Klaarblijkelijk is deze Groene-schrijver één van hen die nog niet zo lang geleden als de Parool-redacteuren, laten we zeggen in 1948, van de C.P.N. werd losgemaakt, iemand derhalve die nog zo zeer in de oude sfeer gevangen is, want ook zo weinig balorig, dat hij tegenover critiek uitsluitend de gedachte aan een supprimering kan opbrengen.
H. van Galen Last Juni '52 |
|