Libertinage. Jaargang 5(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 2 Maart-April 1952 [pagina 81] [p. 81] [Adriaan Morriën: gedichten] Liefde en vriendschap Liefde was altijd half en werd als zodanig genoten. Vriendschap was groter en ruimer; men kon er in reizen. 't Afscheid liet niet de onrust die 't laatste vaarwel Aan vrouwen vergiftigt, wanneer een geur ons doet snikken, De smaak van lippen lang nabrandt op handen en mond En 't lichaam, alleen, de vertrouwde rondingen mist. Neen, vriendschap was groot als Europa, ruim Als de dalen en vlakten en zonder angst voor de bergen. Zij schuwde de al te zwakke verlangens, de weke momenten Der liefde, wanneer er tranen parelen, dierlijke haren, Ontbonden, handen met diamanten nagels, en lippen, gebroken In glimlach of snik, ons hun valse verleiding opdringen. Wie werd niet bang wanneer hij een vrouw hoorde zingen? Wie voelt niet behoefte, na kus en omhelzing, Een raam te ontsluiten en andere geuren te snuiven, Sterren of zonlicht te zien, een hand te steken in regen of wind? Liefde was half, maar een helft vol verblinding, Die zelfs niet vrij liet wat buiten haar halfrond geschiedde. Ergens moest, achter die storm, nog een windstilte zijn, Zonlicht dat wuift door een hemel vol lente en stuifmeel, Kinderen die spelen, omdat zij kunnen vergeten, Kort van memorie, de toekomst een glas limonade, De middag een vlieger, een schaar en een blad blauw papier. Adriaan Morriën [pagina 82] [p. 82] Salzburg De stad ligt achter heuvels, trappen vergemakkelijken De intocht, triomfantelijk niet slechts voor asthmatische voetgangers En oude vrouwen die drie- of viermaal uitblazen en bij de stenen wering Neerzien op Oostenrijkse architectuur, fonteinen in houten schotten, Afgedekt tegen de vorst, zoals in ons land de rozen in stro. De zomer moet waterig zijn, met veel zon, witte wolken Waarop de bergen opmerkzaam maken, de winterse toppen. Het Duits is over de grenzen gestroomd, in de kleine winkels Rondom het plein wordt de klant met groeten van God ontvangen. Het eerste bankbiljet wordt gewisseld tegen republikeinse, aluminium munt. Meisjes met dikke gebreide kousen, mannen met ridicule hoedjes. Oude dwergen, gebukt onder de last van een korf. Op een plein, tussen hoge gebouwen, strompelt een heer op één been Naar zijn auto, terzijde, een rijdende schuilplaats, Bestuurbare uitkijkpost in het vriendelijke labyrinth. Adriaan Morriën Vorige Volgende