Libertinage. Jaargang 5
(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Laten wij de vrede begravenNon que les dés soient déjà jetés et qu'il n'y ait plus qu'à subir le destin. In de jaren kort na de tweede wereldoorlog leefde in Nederland algemeen het idee dat in 1940 de Nederlandse maagd, tot dan een misschien wel schone, maar onmiskenbaar naar het vadsige en vetzuchtige neigende slaapster, was gewekt door een grimmige prins Mars - brutaal en veel te overhaast en ongeremd gewekt, en door dat alles wat vermagerd, maar toch: gewekt, dat wil zeggen het Nederlandse volk zou de ogen geopend zijn voor het wereldgebeuren, zoals dat in de optimistische terminologie van die dagen heette. Later is daarop de onvermijdelijke reactie gevolgd en schampere geesten hebben zich afgevraagd of die prins Mars niet veel eerder gewoon een Klaas Vaak was geweest. Ook ik ben geneigd geweest hen die zo spraken in het gelijk te stellen, maar bij het lezen van het manifest van de ‘Vredesbeweging de Derde Weg’Ga naar voetnoot*) is het me duidelijk geworden dat nu toch wel algemeen, zij het veelal nog onbewust, een besef begint te dagen voor dit feit: dat de vrede dood is, zo goed als God. Dit manifest immers is voor mij in de eerste plaats een uiting van hen die zich met dit overlijden niet kunnen verenigen; men wil nu eenmaal niet geloven aan de dood van een geliefde, tegen beter weten in. Voor hen die mij thans van insinuaties verdenken: ik geloof niet dat een mens aan een zekere mate van zelfbedrog ontkomt als zijn verdriet ondragelijk begint te worden. Voor hoevelen, en zeker niet de eerste de besten, blijft het niet onmogelijk zich bij Nietzsche's uit den treure herkauwde constatering neer te leggen? God dood, de vrede dood - ik verfoei eigenlijk zulke sterke beweringen. Nietzsche's uitspraak heeft voor mij altijd een hinderlijk rhetorisch tintje gehad, maar ik zie nu wel in dat dat kwam doordat God voor mij nooit levend geweest is - ik zie dat nu in omdat ik wèl in de vrede geloofd heb en dat geloof heel lang tegen beter weten in heb bewaard. Want ik had natuurlijk veel eerder beter kunnen weten: leerde ik op school al niet dat het tijdvak 1870- | |
[pagina 46]
| |
1914 er één was van een gewapende vrede, geen tijd van ‘echte’ vrede dus (al waren velen in die tijd nog zo optimistisch om dat niet eens in de gaten te hebben, vertelde de leraar-met-illusies-over-Mussolini er medelijdend bij); en er zijn er toch genoeg geweest die het tijdperk tussen de beide wereldoorlogen tijdig herkend hebben als een niet zo erg geslaagde wapenstilstand? En wat betreft de jaren sinds 1945, wel, ook het manifest van ‘De Derde Weg’ spreekt over ‘de feitelijke toestand’ als één waarin twee kampen, een ‘West-blok’ en een ‘Oost-blok’, tegenover elkaar staan. Wat San Francisco bracht was minder dan een wapenstilstand: de koude oorlog. Vrede kàn er immers niet zijn zolang twee machten, elk hun deel van de wereld beheersend, met wantrouwen, haat en vrees en met de revolvers op de heup, tegenover elkaar staan - vrede kan er pas zijn als één van beide machten de ander verslagen heeft en aldus in de positie van wereldheerser gekomen is, ofwel... het onderlinge wantrouwen, de haat en de vrees voor elkaar verdwijnen zodat de revolvers kunnen worden vernietigd. (De revolvers opbergen lijkt mij al niet meer genoeg. Het zijn immers zulke gevaarlijke wapens geworden tegenwoordig, wat de wet bij ons trouwens met recht erkent, waar hij een vergunning vereist voor het houden van zulke moordtuigen - een maatregel die nog niet zo heel ver in het verleden als een ondragelijke inbreuk op de persoonlijke waardigheid zou zijn beschouwd.) Ik geloof dat de ondertekenaars van het Derde Weg-manifest tot zover met mij mee kunnen gaan en ik weet ook dat wij het eens zijn in het verwerpen van die eerste voorwaarde bij het bereiken van de vrede, zó trouw zijn wij onze geliefde toch al niet meer dat wij alles zouden willen doen om haar weer tot leven te wekken. Ons eerste scepticisme ten aanzien van de geliefde treedt hier in: een derde wereldoorlog hebben wij voor de vrede althans niet meer over. Wij weten nu te goed wat wereldoorlogen betekenen om ook niet de idee van de zogenaamde preventieve oorlog als verfoeilijk en misdadig te verwerpen. Hierna echter scheiden onze wegen zich. Het manifest immers gaat uit van de ‘overtuiging’ niet alleen ‘dat deze oorlog kan en moet voorkomen worden’, maar het zegt ook uitdrukkelijk al in de aanvang: ‘de tegenstelling Oost-West schijnt (cursivering van mij. H.v.G.L.) onoplosbaar geworden’. De tegenstelling is dus niet onoplosbaar en de manifestanten maken zich derhalve op hun reis naar de vrede te ondernemen langs hun derde weg - een weg die dus zou moeten eindigen daar waar de beide wereldmachten hun | |
[pagina 47]
| |
onderling wantrouwen opgeven als ook hun haat en vrees, en waar zij zich hun revolvers gewillig uit handen zullen laten nemen. Welnu, ik geloof dat deze onderneming niet minder grotesk is dan een reis naar de maan, verfilmd door Méliès. Het is trouwens opmerkelijk dat het manifest nergens aangeeft waarop de mening gebaseerd is dat wij hier alleen met een schijnbaar onoplosbare tegenstelling te maken hebben - het zou de discussie toch zo veel meer verhelderd hebben als men daartoe tenminste een poging had ondernomen. Maar ja, de vrede, de vrede moet er nu eenmaal zijn, ergo: de tegenstellingen kunnen niet anders dan schijnbaar onoplosbaar zijn. Voor deze manifestanten is een wereld zonder vrede blijkbaar even ondenkbaar als voor anderen een wereld zonder God. Zij doen ook denken aan die volkjes die zeggen: er zijn nu eenmaal goede feeën - zij het dat zulke volkjes met meer recht dergelijke overtuigingen uit kunnen spreken dan 20ste eeuwse intellectuelen. Dat ik niet in de vrede geloof, althans op dit moment en voor de nabije toekomst - het is misschien voor slechte verstaanders nog nodig op te merken dat ik niet voor de ‘eeuwigheid’ spreek - komt doordat ik niet geloof in de vredelievendheid van een totalitair régime, zodra zo'n régime de machtsmiddelen ter beschikking staan om een greep naar de wereldheerschappij te wagen. (Kemal Atatürk kon zonder gevaar voor de ‘vrede’ zijn totalitair bewind in een land als Turkije vestigen, maar de dag waarop Hitler de macht in Duitsland overnam betekende dat het einde van de wapenstilstand van Versailles in zicht was.) Het is hier niet nodig dit geloof met politieke en economische argumenten te steunen - argumenten die men trouwens bij ter zake kundigen in overvloed kan vinden - zij het dat ik er hier nog even nota van zou willen nemen dat degenen die overtuigd zijn van de goede, lees: Marxistische, trouw van de leiders in het Kremlin, er dus ook mee op de hoogte zijn dat het ‘Socialisme’ in één land of landenblok door deze leiders nooit anders dan als een tussenstadium kan worden beschouwd op de weg naar de wereldrevolutie. Ik volg echter in deze liever mijn verbeelding dan alle politieke en economische argumenten en ik vraag mij dan af hoe iemand, die tenminste niet volkomen ‘weltfremd’ en gespeend van iedere mensenkennis is, nog in de vredelievendheid van dictatoren kan geloven? Is er nog iemand die, na al wat er van hen bekend is geworden, niet gelooft in de onheilzame, corrumperende sfeer rondom dictatoren, zoals die met misschien wel de meeste intelligentie en humor is getekend | |
[pagina 48]
| |
door Guzman in zijn ‘In de schaduw van de leider’? En het Kremlin zou hierop een uitzondering maken? Hen die nog illusies koesteren omtrent het fatsoen van Stalin zou ik aanraden - als ik eigenlijk niet al van hun ongeneselijkheid overtuigd was - lees het, zo onpsychologische, relaas van Winston Churchill over de conferentie van Teheran en stel uw verbeelding in werking over de grapjes die Stalin zich daar veroorlooft - grapjes waarvan Churchill het lugubere karakter geheel ontgaat, daarvoor is hij trouwens ook al te veel... politicus. En het is hier graag toegegeven: de ‘Westerse’ politicus behoort niet wezenlijk tot een andere soort dan de dictatoren in zover in hen beiden, en niet eens zo heel ver weg, het kind steekt dat verzot is op het rovertjespelen of het spelen met lucifers. Alleen: dictatoren zijn de kinderen die zich hun lucifers niet af laten nemen, pyromanen die niet tegen zichzelf worden beschermd. ‘Bestuur een rijk zoals men een visje zou bakken,’ zei Lao-Tse en ik geloof dat dit een behartenswaardige wijsheid is voor onze vaderlandse ministers, maar aan de andere kant: zelfs voor zulke eenvoudige bezigheden als het bakken van visjes bestaan enige regels van hygiëne, regels echter waaraan niemand de koks uit de dictatoriale keukens kan houden, die dan ook gemeenlijk in zo grote slordigheid vervallen dat zij hun visjes het liefst levend in de pan zouden werpen. Men kan mij antwoorden dat dat allemaal wel wezen mag, maar dat er dan toch nog altijd geen derde wereldoorlog door Stalin ontketend is. Ik erken dat graag, maar hou vol dat dit alleen te danken valt aan Stalin's respect voor Amerika's superieure economische en militaire macht, niet uit hoofde van zijn patronaat van 's werelds grootste duivenfokkerij. Het duidelijkste bewijs dat Stalin maar al te geneigd is tot militair ingrijpen waar hij vermoedt niet op Amerikaanse tegenstand te zullen stuiten, levert Korea. ‘Il est permis de supposer que les Coréens du Nord n'auraient jamais attaqué si les Russes ne leur en avaient donné license. Mais il est très probable également que cette attaque n'aurait jamais été autorisé ni même imaginée si la moindre formation de G.I. avait campé aux abords du 38e parallèle et si la non-intervention américaine n'était apparue partout - et à Washington même - comme une quasi-certitude,’ schrijft Hubert Beuve-Méry, de door velen welhaast verafgode hoofdredacteur van ‘Le Monde’, in zijn ‘Réflexions Politiques’ (Ed. du Seuil, 1951). En hij voegt er nog aan toe: ‘En résumé, si la volonté d'expansion de l'Union soviétique est indéniable (cursivering van mij. H.v.G.L.), son attention à peser les | |
[pagina 49]
| |
risques d'une agression ne peut non plus être mise en doute.’ Aldus een ‘neutralist’ die tenminste sommige dingen durft zeggen met een duidelijkheid die men in het manifest vergeefs zal zoeken. Mijn tegenstanders zullen mij echter al wel een halt hebben willen toeroepen en vinden dat ik reeds te ver ben doorgehold. Mijn gebrek aan vertrouwen in de vredesmogelijkheden, zullen zij wellicht zeggen, toont al aan hoezeer ikzelf behoor tot de ‘zeer velen’, zoals het manifest het uitdrukt, die ‘zich uit moeheid of angst zonder tegenstand’ laten ‘inschakelen in de huidige politieke machtsstrijd’. Ik zal mij bovendien al wel schuldig hebben gemaakt aan ‘eenzijdige voorlichting’ en heb zeker geen ‘tegengif geboden... tegen de algemeen-gepropageerde visie’. Ik zal mij dus wel nader moeten verklaren. Ongetwijfeld, er zijn oorlogshitsers ook aan de andere kant - alleen, zij hebben het niet voor het zeggen. Het zijn nog altijd niet de Mac-Arthurs en de McCarthy's die in het Witte Huis zetelen, en het ziet er niet naar uit dat zij het in een nabije toekomst zullen doen. En zelfs als dat het geval zou zijn dan is er nog altijd het verschil met hun collega's uit het Kremlin dat... maar daarover, zie boven. Toegegeven, wat de Amerikanen doen heeft niet altijd mijn instemming, met name hun houding tegenover Franco-Spanje en Duitsland vind ik stuitend genoeg. Toegegeven, onderdrukking en zelfs terreur zijn er ook aan deze zijde van het gordijn - wij hoeven maar te denken aan Griekenland, aan Marokko en Tunis, aan de negers in de Verenigde Staten. Ik laat mij dus niet ‘zonder tegenstand inschakelen’ en neem dan mijn betoog weer op en vraag mij af of het misschien iets met moeheid of angst bij de vredesapostelen van ‘De Derde Weg’ te maken heeft, dat in hun manifest wel het ‘karakterverschil’ tussen het Atlantische pact en de Kominform wordt geconstateerd, zonder dat ergens een poging wordt gedaan dat karakterverschil nader te preciseren. Het zou in ieder geval toch een peuleschilletje geweest zijn vergeleken bij het motiveren van het geloof in de schijnbare onoplosbaarheid van de tegenstellingen... Ik wil hier dan, omdat het blijkbaar nodig is, nog even een paar verschillen aangeven: de persoonlijke vrijheden - vrijheid van meningsuiting en drukpers om twee van de voornaamste te noemen - zijn in geen van de Atlantische pact-landen absoluut en kunnen door het Atlantische pact in gevaar worden gebracht, nochtans kan niemand die wel bij het hoofd is ontkennen dat op dit punt het verschil tussen de A.P.- en de Kominform-landen van principiële betekenis is. Sommigen zullen nu wellicht klaar staan | |
[pagina 50]
| |
met de befaamde economische uitbuiting die in het kapitalistische Westen aan de orde van de dag zou zijn, zulks in tegenstelling tot de ‘economische democratieën’ van het ‘Oosten’, maar ik verwijs dan naar de bij mijn weten nog nooit weerlegde gegevens, zoals die gepubliceerd zijn door o.m. Aldous Huxley in ‘Ends and Means’ en Arthur Koestler in ‘The Yogi and the Commissar’, waarna ik dan graag toegeef dat het in dit opzicht in het Westen ook alweer niet ideaal is. Dit echter staat vast: het zijn juist de ‘underdogs’ die in de Sovjet-Unie het meest in de boeien zijn geslagen. Voor wie niet behoren tot de élite, dat wil zeggen de leden van de kleine communistische partij, is iedere medezeggenschap in de gang van zaken, en dus ook iedere poging tot verbetering van de bestaande situatie, uitgesloten. Het is daarom pure demagogie om - zoals sommigen wel doen - te zeggen dat behalve de kapitalisten, alleen nog bepaalde intellectuelen ‘profijt’ hebben van de situatie in het ‘Westen’. Maar ja, over dit alles stappen de manifestanten royaalweg heen: om de Derde Weg op te gaan is het blijkbaar zaak vooral niet op de kuilen te letten waarin men op zo'n gevoelige wijze terecht zou kunnen komen. Men mocht eens in ‘een moe fatalisme’ geraken en weigeren zulke weinig soliede wegen verder te bewandelen... Ook vóór de tweede wereldoorlog waren er mensen die toen zowel Engeland als Duitsland afwezen ‘ongeacht het karakterverschil’ en die dan ook, op hun manier, ‘tegengif’ boden tegen de ‘algemeen-gepropageerde visie’. Zij deden dit gewoonlijk door het hele arsenaal van Engelse wandaden overhoop te halen en dan te zeggen: zie je wel, er is niets wat de Duitsers hebben misdaan wat de Engelsen ook niet eens op hun kerfstok hebben gehad. De Boerenoorlogen met hun concentratiekampen, de koloniale onderdrukking met bloedbaden als die van Amritsar, de Angelsaksische rassenwaan, de eeuwige pogingen om Duitsland te omsingelen, wat de Duitse argwaan tegen het ‘Westen’ immers zo begrijpelijk zou maken - kortom, de algemene ontwikkeling van zulke lieden was op dit punt onuitputtelijk. Anderzijds echter toonden deze objectiviteitsaanbidders zich steeds merkwaardig genoeg van een griezelige onwetendheid zodra het Duitse zaken betrof, wat door henzelf natuurlijk hardnekkig ontkend werd: er werden tenslotte zo veel geruchten verteld door mensen die door haat tegen de Duitsers waren ‘bevangen’. Dit mensensoort, ofschoon thans voortkomend uit andere milieu's, is na de tweede wereldoorlog veel talrijker geworden dan vóór 1940. Gedeeltelijk is het verlangen naar de vrede | |
[pagina 51]
| |
sterker geworden naarmate deze fee steeds duidelijker tot het rijk der... feeën ging behoren, anderzijds echter is het onmiskenbaar dat, vooral onder intellectuelen, de neiging om oogkleppen op te zetten tegenover de Sovjet-Unie veel sterker is dan destijds ten aanzien van Nazi-Duitsland, dat meer het oogappeltje is geweest van de kleinere middenstand en koloniale officierskringen. Het geloof in de mythe van het ‘socialistische’ Rusland is nog lang niet gebroken. Bovendien bestaat er onder diezelfde intellectuelen veelal een wonderlijke angst voor en rancune tegen Amerika - typerend is het steeds maar weer herhaalde flauwe spelletje om ‘the American way of life’ uit te spelen tegen ‘de Europese cultuur’, alsof de Westerse cultuur niet ook reeds lang in de V.S. wortel heeft geschoten en daar evenzeer - of, toegegeven, sterker - botst op ‘the American way of life’ als hij in Europa stuit op de cultuurloosheid van de proletarische en burgerlijke massa's. Aha, vallen enkelen, blijkbaar bijzonder groenen, mij hier in de rede, maar is het dan niet net zo flauw, en minstens ongepast, om Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie over één kam te scheren? Neen, dat is het niet, omdat, welke verschillen er mogen hebben bestaan tussen Hitler-Duitsland en het Stalinistische Rusland, het principiële punt waarop het nazisme werd bestreden ook voor het Stalinisme geldt, te weten de ontkenning van de individuele vrijheid, met al wat dat meebrengt aan terreur, concentratiekampen, knechting van de vrijheid tot creëeren, kortom, te veel aan afschuwelijks om weer op te noemen. De leuze ‘Mussert of Moskou’ was daarom vals, omdat men de verafschuwer van kaas ook niet voor de keuze stelt: ‘Gouda of Edam’ - die voor hem in de eerste plaats kaas blijven - als er in werkelijkheid nog het alternatief van de jam is. En dan het argument dat het communisme alleen reeds verschilt van het nationaal-socialisme omdat het vandaag door millioenen over de hele wereld als de laatste hoop op redding wordt gezien... Ik vraag mij af hoe men opgekeken zou hebben als bijvoorbeeld een Duitse groot-industriëel omstreeks 1932 hetzelfde, alleen in omgekeerde zin, zou hebben gezegd om zijn ‘neutraliteit’ in zijn wereld, het Duitsland van toen, te verklaren? Het zijn, geloof ik, in ieder geval deze trekken die tezamen de mentaliteit uitmaken die onder meer de aanhangers van ‘De Derde Weg’ zo kopschuw doet zijn voor het preciseren van het door henzelf geconstateerde karakterverschil tussen de Atlantische Pact- en de Kominform-landen, en het is vermoedelijk deze menta- | |
[pagina 52]
| |
liteit ook die hen er toe drijft ‘ter verdediging van de Vrijheid’ (zie het manifest onder 5b) zelf tussen aanhalingstekens te plaatsen. Wanneer men eerst verzuimd heeft te constateren dat ten opzichte van de betrekkelijke vrijheid in het ‘Westen’ uitsluitend van onvrijheid in het ‘Oosten’ kan worden gesproken, zijn zulke aanhalingstekens alleen maar karakteristiek voor de oppervlakkigheid waarmee deze wegenbouwers te werk zijn gegaan. En juist zulke mensen spreken van de noodzakelijkheid van het geven van ‘heldere, zakelijke en zuivere voorlichting’! Trouwens, in hetzelfde manifest is ook nog sprake van de ‘amerikanerisering’ van de Verenigde Naties, terwijl ieder woord over de Stalinistische veto-manie ontbreekt. En is het alleen maar toevallig dat men bij de ‘kwesties van wereldpolitieke betekenis’, waarover men ‘zakelijke en zuivere voorlichting’ zo noodzakelijk acht, wel ‘het spel met Franco-Spanje’ noemt, maar niet een minstens even belangrijke kwestie als het geschil over Kasjmir? Had men dit gedaan dan had men zich tegelijk de vraag kunnen stellen of het nog wel pas zou hebben gegeven Pandit Nehru als voorbeeld te noemen van iemand die ‘constructieve pogingen’ aanwendt ‘om enige orde in de internationale chaos te brengen’?
- Goed, zal iemand anders hier opmerken, de manifestanten hebben twee van hun voornaamste, hier ter zake doende, stellingen volkomen onuitgewerkt gelaten: de oplosbaarheid van de tegenstellingen tussen de twee kampen, en het feit dat er tussen die kampen karakterverschillen bestaan. En als dus op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat ‘De Derde Weg’ vooralsnog in het geheel geen weg is, wat dan? Is het nog altijd niet beter en eervoller te trachten een onbegaanbare weg op te gaan dan te vervallen in de ‘mens-onwaardige horigheid aan het noodlot’, dat het manifest als het enige alternatief stelt en dat in ieder geval moet eindigen in een derde wereldoorlog? Ik geloof dat de manifestanten ook hier het probleem verkeerd stellen. Weigeren hùn weg te gaan betekent voor mij allerminst op mens onwaardige wijze horig zijn aan het noodlot. (Vanwaar trouwens opeens dat grote woord ‘mens-onwaardig’, terwijl men ieder woord inslikt op andere punten, waarbij dit adjectief nu juist zo goed van toepassing zou zijn?) De huidige situatie betreuren doet iedereen die van goede wille is, maar dat betekent op zichzelf niet meer dan betreuren - wat iedereen vandaag ongetwijfeld doen zal - dat Nederland geen subtropisch klimaat heeft. Van belang | |
[pagina 53]
| |
echter lijkt mij dat men de tegenwoordige toestand waarin wij, naar het zich aan laat zien, nog geruime tijd hebben te leven, onder ogen durft zien. En dan krijgen wij een beeld dat volledig overeenkomt met Orwell's profetie van wereldrijken die elkaar bestrijden op een afgelegen front zonder dat het tot een beslissende oorlog komt. In deze situatie leven wij reeds bijna twee jaar, een situatie die in ieder geval gunstig lijkt voor het uitbreken van een derde wereldoorlog, maar waarin de kans op vrede uitgesloten moet worden geacht, tenzij het Stalinistische régime in de Sovjet-Unie instort. Ongetwijfeld een situatie die tot ‘horigheid aan het noodlot’ verleidt, maar men kan ook anders doen: men kan dat doen waarin Ter Braak ons al is voorgegaan in zijn strijd tegen het fascisme, namelijk kiezen voor een ‘minimum’; zonder illusies zijn over de eigen ‘partij’, maar niettemin weten dat die eigen partij tenslotte iets vertegenwoordigt waarvoor het waard is zich in te zetten. En dit ‘minimum’ bevat het ‘Westen’ nog altijd, óók voor de aanhangers van ‘De Derde Weg’ - het feit zelf van de publicatie van hun manifest, ondenkbaar achter het gordijn, levert daarvan het bewijs. Ik erken graag dat dit ‘minimum’, ook na een door Amerika gewonnen derde wereldoorlog, in ieder geval in Europa ernstig bedreigd kan worden, maar die bedreiging, hoe sterk ook, lijkt mij nog altijd geen reden tot een volledig wanhopen aan het behoud er van. Dat men tot inactiviteit zou zijn gedoemd wanneer men ‘De Derde Weg’ afwijst... wat een gebrek aan fantasie! In de eerste plaats zou iedere intellectueel, ook zonder derde weg, er het zijne toe kunnen bijdragen dat het Westen het Westen blijft. Waakzaamheid tegenover de totalitaire tendenzen van binnen uit blijft daarom geboden. Ik geef toe dat dit steeds moeilijker wordt, maar alweer, ik ben niet zo naïef Amerika en Rusland in dit opzicht gelijkelijk gevaarlijk te achten. Nederland behoort, dacht ik, onmiskenbaar tot de landen die zijn opgenomen in ‘het door Amerika beheerste Atlantische Pact’ - welnu, men vergelijke de situatie hier met bijvoorbeeld die in Tsjecho-Slowakije, dat in de greep is geraakt van de ‘bestrijders’ van het kolonialisme. En in politiek-economisch opzicht valt er niet minder te doen, in Europa zowel als in Afrika, het nabije Oosten en Azië. Verhinderd dient te worden dat nog meer China's als rijpe appels in Stalin's schoot vallen. Want de enige manier voor ‘het Westen’ om te zorgen dat de koude oorlog niet in een hete overslaat, lijkt mij het ‘opvullen’ van de zwakke plekken langs het ‘front’, dat | |
[pagina 54]
| |
van Noorwegen dwars over Europa, langs het nabije Oosten over de Himalaya naar Indo-China loopt. Ik maak mij er overigens geen illusies over dat dit ‘opvullen’ een gemakkelijk werkje zal wezen, en ik vraag mij in het bijzonder ten aanzien van de niet-Europese gebieden zelfs af in hoeverre het wel mogelijk zal zijn. In ieder geval geloof ik dat noch het zenden van wapens, noch het erkennen van het Aziatische of Afrikaanse nationalisme en het verlenen van enorme technisch-financiële hulp, op zichzelf een waarborg zullen vormen voor het slagen van deze politiek. Maar men doet nu eenmaal wat men kan, en mocht er van dit streven iets terecht komen dan is het tevens ook de enige manier om er toe bij te dragen dat het Sovjet-régime instort, alhoewel dit steentje voor mijn gevoel altijd zo nietig zal blijven, dat ik deze methode hierboven niet genoemd heb bij de voorwaarden tot het bereiken van de vrede. Alleen een ruzie tussen de opvolgers van Stalin, of tussen de opvolgers van diens opvolgers zou een instorting van het régime teweeg kunnen brengen. Men zal nu opmerken dat mijn ‘program’ dan toch onvermijdelijk moet leiden tot een bewapeningswedloop, met al wat dat voor gevaren oplevert aan ‘fasciseringstendenties’, zoals het manifest het uitdrukt. Inderdaad, in iedere strijd is het gevaar onvermijdelijk dat men iets van de trekken van zijn tegenstander oploopt, en waar wij vandaag staan tegenover het ‘fascisme rouge’ - de term is van Hubert Beuve-Méry - is de waarschuwing van de manifestanten dus wel op zijn plaats. Alleen, men mist hiertegenover - en dat is van een zo objectief gezelschap toch een beetje vreemd - de ruiterlijke erkenning dat men deze vaderlijke vermaningen slechts heeft kunnen uitspreken dank zij... bepaalde wapenen, in dit geval de Amerikaanse. Want is er iemand die in alle ernst zou willen volhouden dat het Europa van vandaag nog zou hebben bestaan zonder de bescherming van het Amerikaanse zwaard? Deze vraag echter heeft men zich klaarblijkelijk in het geheel niet gesteld, want anders zou men haar niet alleen hebben beantwoord, maar ook hebben geweten dat het ‘bewaren’ van de onafhankelijkheid ‘naar beide zijden’ belachelijk grootsprakig is zolang men niet de beschikking heeft over eigen wapens, waarmee men die onafhankelijkheid ‘naar beide zijden’ zou kunnen aantonen. Maar dat is nu juist weer iets wat ‘De Derde Weg’ niet wil: ‘Verder stellen wij nadrukkelijk vast, dat in geen geval in naam van de Derde Weg-idee militaire machtsvorming mag worden bepleit.’ Ik weet ook wel dat men die eigen wapens niet eens krijgen kan | |
[pagina 55]
| |
zonder Amerikaanse steun, maar men zou, door naar zo'n ‘onafhankelijkheid’ te streven, tenminste nog een beetje consequent blijven. Nu echter wil men de vrede als alle ervaringen van de laatste jaren het uitschreeuwen dat de vrede sinds lang dood is, en men wil onafhankelijk zijn ‘naar beide zijden’ zonder zich de stok aan te schaffen om die beide zijden van het lijf te houden. De manifestanten herinneren mij steeds weer aan die neefjes die één van mijn vriendjes eens te spelen had, en die op hun vraag om ‘djeroek’ (citroen) te mogen drinken, van zijn nogal verbaasde moeder te horen kregen dat er geen ‘djeroeks’ waren omdat het immers helemaal geen ‘djeroek’-tijd was. Maar de kereltjes bleken niet in het minst uit het veld geslagen: ‘Tante, wij willen tòch djeroeken!’
Het op zichzelf respectabele verlangen naar de vrede, naar een doorbreking van de uitzichtloze situatie van vandaag, heeft in het recente verleden reeds velen er toe gebracht hun adhaesie te betuigen aan ‘vredesbewegingen’ waarvan kon worden vastgesteld dat zij waren opgezet als handige propaganda-acties van één van beide partijen. En het zal bekend zijn dat verscheidene aanhangers van ‘De Derde Weg’ hiervan het slachtoffer zijn geweest. Verheugend is het daarom dat zij zich thans onomwonden tegen het ‘Oostblok’ hebben uitgesproken. Niettemin, een feit blijft dat vredesbewegingen een slechte naam hebben gekregen op het ogenblik - ook dat is droef, maar waar. Afgezien echter van het misbruik dat bepaalde politici van zulke acties hebben gemaakt - iets wat bona-fide vredesbewegingen tenslotte niet helpen kunnen - is er voor mij een andere reden om achterdochtig te staan tegenover zulke verzoeningspogingen tussen ‘West’ en ‘Oost’. Iedereen weet uit zijn persoonlijk leven dat verzoeningspogingen in bepaalde fasen van een vijandschap uitsluitend tot vertroebeling kunnen leiden. Het is in vele gevallen beter mijn vijandschap tot iemand te respecteren, dan te pretenderen die vijandschap - die even zuiver kan zijn als vriendschap - door een ‘verzoening’ op te heffen. Toen André Gide van Umberto Campagnola de uitnodiging ontving mede te werken aan het blad ‘Comprendre’ van de Società Europea di Cultura, een andere verzoeningsbeweging, antwoordde hij, een paar weken voor zijn dood, op 28 Januari 1951Ga naar voetnoot*): | |
[pagina 56]
| |
‘I have reread your letter several times - not that it is lacking in eloquence, but your eloquence pleads a cause that does not seem to me defensible. Despite your efforts at reconciliation, the two ethies you describe are in opposition. It is self-evident that an agreement between them would be desirable; but, alas, it does not strike me as possible. At our present stage of development, it could only be the result of a misunderstanding, I ought to say of trickery on one side or the other - a necesseraly precarious and illusory result in which one or the other of the opposing sides would immediately snatch from the other everything it had originally pretended to yield. It would be but a pretense of reconciliation and the situation would later on turn out to be, not the same, but seriously jeopardized by such an attempt at compromise. It is better to examine the question calmly while we still can, and I was about to say: with a level head while we still have our heads on our shoulders.’ Wonderlijk toch, dat de 81-jarige Gide, over wiens zogeheten gebrek aan politiek inzicht in bepaalde kringen de grapjes niet van de lucht zijn, met deze enkele regels bewees een gevoel te hebben voor de kern van de zaak, die iedereen - en niet in de laatste plaats de politieke denkers van links of rechts - hem benijden kan. (En dit terzijde: men lette op de typisch Gideaanse laatste zin, waarin zijn ironie op feilloze wijze zijn ‘laatste’ gedachten en gevoelens, zijn hele houding kortom, ten aanzien van het hedendaagse conflict tot uiting brengt.) Het is een weinig hoopvolle ‘boodschap’ van een stervend man, maar ik zie niet in wat men er vandaag voor in de plaats zou kunnen stellen. Daarom, terwille ook van een beetje oprechtheid: laten wij de vrede begraven...
H. van Galen Last 26 Jan. '52. |
|