Libertinage. Jaargang 5(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] [Remco Campert: gedichten] Nacht Nu je slaapt stappen uit alle boeken in de kamer de helden van twijfel en morele moed en scharen zich om het bed en bewonderen je zeer Terwijl ik de nacht binnenlaat en mijn oor leg aan het warme hart van de tevredenheid en hoor hoe claxons en de achtbaan van de wind daar in passen op volmaakte wijze De helden zwijgen en voelen hoe je zachte adem hun zwaar verleden balsemt en bijzet in een koele kamer op het noorden waarin het dood zijn klaar en goed is De nacht komt rollend langzaam binnen en ik teken in zijn huid met de scherpe naald van mijn gedachte duizend heldere sterren Remco Campert [pagina 11] [p. 11] Gedicht Als wij dan liefhebben, liefhebben tussen veel papier, holle mannen en metaal, laten wij dan liefhebben zoals mij goeddunkt: Liefhebben met de rust van de onrust, niet die van de routine, elkaars ogen verliezen en weer ontdekken, voorbij de huizen gaan het land in, de streling van onbekende struiken ondergaan, de wind proeven op een steeds andere tong, de maan zien en de zon in een kaartloze baan. En laten de vrienden snel verouderen, worden tot waardevolle verhalen, en dié meter aarde is slechts vruchtbaar waarop wij gaan. Remco Campert [pagina 12] [p. 12] Gedicht laat ik terugkeren tot die wereld waar generaals een huis stoken vol onrust, die wereld waarin ik zelf niet anders ben dan generaal, op kaarten mijn ondergang vaststel overal in Amerika en Oeral die wereld waarin de maan weer is een bloem die bloeit in de nacht en waar vrees huivert door de lucht om alle huizen gelijkelijk, waar ik niet anders ben, een boom die groeit dwars door de winter heen en alle seizoenen binnen zijn ringen vat tot die wereld waar niemand engel is of allen zijn het, allen die dagelijks opstaan en ondergaan hun vrouw tussen de coulissen kussen terwijl men het zwaard in hun handen drukt, grote scène in het tweede bedrijf terugkeren tot die wereld waarin vissers hun netten boeien om eens het zilveren geluk te vangen dat onder de kiel van hun schepen wendt en keert en gehoorzaamt aan dezelfde wetten die wolken vormen in de lucht boven hun bange huizen laat ik terugkeren tot die wereld waar de zon rolt door het landschap het vee bevruchtend en vrouwenhaar tot die wereld waarin ik een wereld ben grenzend aan een andere wereld die wereld waarin ik generaal ben arbeider en matroos, en laten mijn woorden een scherm zijn dat smelt bij elke ademtocht Remco Campert Vorige Volgende