Libertinage. Jaargang 4(1951)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] [G. Schermerhorn: Macht van water] Macht van water Toen draak op draak op draak domweg mijn slaap als een leeg oord bleek te beschouwen om ongestoord een nest in aan te leggen kreeg ik bitter berouw en wilde ze alle toegang weer ontzeggen maar wist niet wat hen nog verdrijven zou. De dierenziel moet teder zijn, heeft men gezegd, dus maande ik uit de verte met zachte stem hen aan stil te verdwijnen, wat niet werd opgemerkt. Toen zong ik ze toe in gramme alexandrijnen waarin op hoge toon gesproken werd van zaken als der draken dood en andere zo mooglijk kwader dingen, waarop zij maar verveeld de ogen sloten of hun de lust verging verder te luisteren en mijn onverdroten dreigzang verstierf in holle fluistering. Zij bleven liggen in mijn slaap of niets ter wereld tegen hen kon komen en gaapten op wat ik kon samenrapen en bleven lui en loom. Toen riep ik andre middelen te wapen hen te bestoken in een tegendroom. Daarop droomde ik de eerste nacht van een vrolijk draaksteker die ik kende, een van mijn vrienden, en die er om lachte, hij was wel meer gewend, maar 't werd zijn dood en met dit onverwachte eind in mijn slaap is hij nog niet bekend. Toen van een ander, bijgenaamd Aller geschubden Schrik, wien dit soort zaken een vreugde was, maar zonder schrik of schaamte [pagina 186] [p. 186] kwam sloom een kleine draak en liet van hem enkel een schoon geraamte en likte zich de kaken nog met smaak. Ook naakte vrouwen hielpen niet, integendeel, noch drank of duister vloeken of uitbanning met niet te noemen riten waarover liever doek, of listig fluistren: jullie zijn maar mythe, verdwijn en ga naar een gedicht op zoek. Niets leek te helpen totdat ik terloops aan water dacht dat traag verschenen als zee alom mijn draken op liet schrikken, hun vadsigheid verdween; met water kon ik over hen beschikken, zij repten zich met lage koppen heen. Dit werd een allerzoetste wraak, nooit heb ik van mijn nachten meer gelachen dan toen de golven hun gerustheid braken en ik ze vluchten zag. Maar god behoede mij voor diepzeedraken, een woord waaraan ik zelfs niet denken mag. G. Schermerhorn Vorige Volgende