Libertinage. Jaargang 4(1951)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [F. Splinter: gedichten] Mijlpaal Uit baren die onvruchtbaar zijn stijgt boos zijn houten kop. Een hele zomer stond hij droog, bij vloed zelfs, - kleur- en zinneloos met ijzerband en wintermuts, - en vond morele steun aan honden, fietsen of een vrijend paar (: nog even!), maar daarna - een herfst, een winter lang - werd al die stof tot overpeinzing weggespoeld. - Ik sta al even uitgeloogd en zonder zin in deze lentezee; ik zie het strand steeds ebbend naderkomen; ik begin te drogen, te verlangen naar het zand zo schroeiend heet, dat ik vergeet hoe in het zijn de mens zichzelf heeft ingeplant. F. Splinter [pagina 48] [p. 48] Nocturne Terwijl de maan, volvet, voor heerser speelt houdt flinke middelmaat een wolkparade, maar stilte regisseert. - Soufflerend streelt een struik zijn waterschaduw, en daar baden ideeën: twee bedaarde zwanen. Maar wit zijn zij niet, slechts een gebrek aan duister, en drijven levenloos; een vijver waar het opperkroos vergaart erkent slechts luister in dood. - Die poel moet mijn tehuis wel zijn, want als ik opkijk zie ik zwanenbuiken en -poten, roeiend en vertroebelend mijn bescheiden helderheid. En somtijds duiken hun decadente koppen naar venijn. Zo gaat verhevenheid naar modder ruiken. F. Splinter Vorige Volgende