Dan is er ook nog een kleine categorie en misschien wel de meest amusantste, die helden werden ondanks zichzelf. Door het noodlot of zo men wil, door het toeval.
Er is sinds de bevrijding in binnen- en buitenland een gehele literatuur ontstaan, die ons de wederwarigheden van de helden in de laatste oorlog in geuren en kleuren bezongen heeft. Er is ook een zekere vermoeidheid op die literatuur gevolgd, die naar mijn overtuiging een zeer verklaarbare oorzaak heeft. Al dat verschrikkelijke, al dat gewelddadige van de strijd tegen het monster dat in de verzetsliteratuur zulk een grote rol speelde is dikwijls geschreven door lieden die niet voldoende afstand tot hun onderwerp genomen hebben. De gebeurtenissen waren hun te diep in de huid gekropen om het tweegesprek tussen dood en leven dat zich ook in de meest idyllische vredestijd voltrekt in hun oorlogsmaterie voldoende te objectiveren. Het gevolg daarvan werd dat de meeste verzetsliteratuur kreupel ging aan te lange incidentele uitweidingen, aan een te sterke zwart-wit overdrijving van mede- of tegenstander, een te sterke overschatting van het eigen inzicht of aandeel in de gebeurtenissen. En ook een zekere bevreesdheid of schichtigheid van de schrijvers om in zaken van overtuiging en gewicht zich uit te spreken tegen de na de bevrijding alom heersende patriottische hausse van het levensgevoel. En ook nu nog is er een zekere moed voor nodig om zoals Jean Roy, een nog jeugdig Fransman, in zijn geruchtmakend boekje Drôle d'histoire’ (Gallimard, Paris 1950) de gebeurtenissen van de oorlog, waar een argeloos enkeling zich mee te meten had, te behandelen op een wijze die tegen de opgeschroefde trots van de nationale verzetshanen indruist.
En hoewel deze ‘Drôle d'histoire’ zich hoofdzakelijk tot Franse verhoudingen - in Frankrijk zowel als in Londen - beperkt, men wordt herhaaldelijk getroffen door de overeenstemming met personen en gebeurtenissen in Nederland en wat zich in Londen Nederland noemde. De Krulzen, de Lieftincks en de Derksema's, zij komen in dit boekje van Jean Roy heel wat duidelijker en levensechter uit de verf dan in de stop-verfachtige verslagen van onze Parlementaire Enquête. Zelfs onze imposante heer van Heuven Goedhart, die voor die Enquête verklaarde zozeer geleden te hebben in de Spaanse residenceforcée, terwijl hem in werkelijkheid een zeer coulante behandeling ten deel is gevallen, zou moeten blozen bij de lectuur van dit charmante boekje, waarbij zijn ‘Reis van Colonel Blake’ wel als een zeer pretentieus vod afsteekt.
De ‘held’ van Jean Roy, de student in de rechten Jacques Rouvière, behoort tot de categorie van helden, die volkomen door het toeval en ondanks zichzelf een heldenrol krijgt toegemeten. Nadat hij de 11de November 1940 in een tearoom aan de Champs Elysées een vreedzaam kopje chocolade heeft gedronken, geraakt hij bij het betreden van de straat in een demonstratie van Gaullisten verward en wordt door de rafle die hiervan het gevolg is, de gevangene van de Duitsers.
Weliswaar wordt hij uit deze onplezierige situatie na enige dagen bevrijd, wanneer blijkt dat hij inderdaad part noch deel aan die betoging had, maar zijn levenssituatie is door dit voorval volkomen gewijzigd. Voor zijn omgeving, zijn vrienden en zijn leraren heeft hij thans het