Libertinage. Jaargang 3
(1950)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Het Teken Diesspaarzaam kraaien de dennen
en de vennen weten zich weldra
te beperken onder 't juk
gedwee als lammeren de leeuwen
en de monsterrassen schijnen
- schietend onder 't zelfde juk
der poolster - heelhuids afgewend
aprioristisch opgezet
- verzekerd -
maar de weifelingen blijven
tot de eindbalans
tot waar de boezem zich ontsluit
en vogels - werelden van vogels -
overvaren - deinende moerassen -
vlietend onder 't juk der poolster
en het teken Dies dóór wordt gegeven
van verzanding
weggereten - retrogradisch -
terwijl de branding wijkt
J. Hanlo.
| |
[pagina 212]
| |
Herleven de NachtenSnel en hoog, in die nacht, witte wolken.
Hoog, witte wolken snel langs de maan.
Maar laag aan mijn voet daar wiegden narcissen.
Een klein soort narcissen, die liefelijk geurden.
Wanneer ik reeds slapen zou, nóg zouden geuren
Deze narcissen, zonder verpozen.
Hun geur werd door nachtlijke stroming gedragen.
Reeds spoedig onmerkbaar, steeds ijler verdund.
Verandert de nachtwind in kleur en gedaante
Naarmate hij zon en het oosten passeerde,
Steeds verder, naar wat van het oosten het oosten is,
Voert hij die geur, - want niets kan verdwijnen.
Naar wat van Arabië zuidwaarts zich uitstrekt.
Verandert van richting, van koude, van warmte.
Splitst voor 't gebergte, rust in de wouden.
Een vleugje bereikt ook de nutloze noordpool.
Het dwalen duurt voort tot het eind van de wereld.
Misschien zal een deel van die geur, maar heel weinig,
Nog eenmaal dezelfde plek overstrijken
Waar langen tijd terug de narcissen bloeiden.
Die plek, - na eeuwen onkenbaar veranderd.
Geen tuin, maar een ijsvlakte of een woestijn.
Een stad of een zee, of een tuin weer met bloemen.
Een veld vol narcissen, een weg of een woud.
Maar eens zal weer keren diezélfde maannacht.
Diezelfde wind in diezelfde April.
De geur der narcissen zal dan weer verwaaien
En boven mij varen de lichtwitte flarden.
Op 't einde des levens, het einde der tijden,
De dag van het oordeel, waar alles ineens is,
Herleeft het voorbije waar alles reëel is,
Herleven de dagen en alle nachten.
J. Hanlo.
| |
[pagina 213]
| |
Papieren LiedTerwijl de lente buiten, binnen is het zelden lente, zomer wordt,
dit al, the real thing, dat zonder verzen zich voltrekt,
wordt in mijn hart 't verlangen weer gewekt
naar een papieren lied.
Nu de Japanse kers zijn rose rijke kleuren
weer verloren heeft en de jasmijn zijn geur ontvalt,
nu wilde ik ook wel samen met dees dingen der natuur
een bloem geweest zijn.
De kool, tezamen met het andere groen,
en lichte meidoorn-rood van eens geprezen lippen,
en purper van seringen en het wit,
en kaarsjes van kastanjes, sparen.
En toch de geit van mijn bewuste menselijkheid
niet laten varen.
Ik wil óók sieren, maakte ik maar een lied,
al was het maar een paper-white papieren.
J. Hanlo.
|
|