Libertinage. Jaargang 2(1949)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 418] [p. 418] [Dirk Nolting: gedichten] Penelope Dag in dag uit nachtmerrie van de vrijers, Hinnikend als hengsten om 't vertrek, Jagend op den tijd, dien ik ontdek En vernietig in 't eentonig weefsel - Draad ik zelve in zijn eindloos kleed. Medeplichtig en wraakgierig beide Speel 'k de vreugde van het vrouwlijk leed. 't Leven, elken morgen oud begonnen, Wordt bij avond steeds een etmaal jonger Als het duister hen den slaapstal indrijft En Odysseus' stem weer tot mij spreekt: ‘Weef uw onontcijferbare beelden, Weer den worp van 't schaamteloze zaad, Veins te schromen voor hun drieste weelde, Houd de keuze daaglijks in beraad. Laat den overmoed der vrijers schaatren Tegen 't waterklotsen om de rots, Altoos zult gij in 't geheim der draden Onbereikbaar voor hun driften zijn. En als nooit de toeleg wordt verraden, Zult gij, wevend, windend, en den tijd ten spijt Eens in mij hun overwinnaar zijn.’ [pagina 419] [p. 419] Geen David Spelend op zijn fluit, somwijlen sluimrend In de schrale schaduw dezer struiken, Starend langs den brand van den steeds verder Golvenden, verschroeiden heigrond, Zou een tweede David, onaanzienlijk Maar tot koning voorbestemde herder Zijn armzalig vee van geiten, schapen Willen weiden. Nu, in deze ruimte, Sta ik. Onheilspellend gaat het Flitsend weerlicht om mij heen te keer. Aan den einder barsten de gezwollen Wolken in een zwarten regen neer. Wel is dit mijn aarde, maar geen David Ben ik - even eenzaam, maar niet trots. Door mij zal geen Goliath ooit vallen, Voor geen Saul zal ik de harp bespelen Om gezalfd te worden tot Man Gods. Manshoog staande in de dorre vlakte Kan 'k niet meer zijn dan mijn eigen smalle Lichaam: schaduw van mijn langzaam Stervend onvervuld weleer. Dirk Nolting Vorige Volgende