Libertinage. Jaargang 2
(1949)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Kroniek van een liefde
| |
[pagina 73]
| |
Chinese schilder, en hij kon daarbij evenmin een achtergrond, gebruiken - een verhaal vol markiezinnen, die om vijf uur de deur uitgaan bijvoorbeeld. opoffert aan de analyse. Of, enigszins anders gezegd, Véronicaeana kan beschouwd worden als de uiterste schakel in een oude Franse traditie: de literatuur die de ‘décorsfeer’ Toch is Jouhandeau's boekje niet sfeerloos: het is zelfs nauwelijks minder poëtisch dan een verhaal van Larbaud, maar het is Véronique zelf die voor de sfeer zorgt. De literatuur van de laatste decenniën is niet bijzonder rijk geweest aan opmerkelijke vrouwen, doch Véronique behoort met Anna uit Wilson's Princess with the Golden Hàir tot de aardigste die ik ken. Misschien lijkt zij op het eerste gezicht wel erg een slachtoffer van Monsieur Godeau, wel erg iemand, die bestaat bij de gratie van de ander. Er is zeker grond voor dit verwijt, maar ten slotte behoort dat tot op zekere hoogte bij elke werkelijke amitié, en wie zal bepalen tot hoever men daarbij gaan mag? Een zwak of weerloos schepsel hoeft men daarom nog niet te zijn, en het is juist deze binding aan Godeau, die haar in hun vriendschap tot de strekste en meest overtuigde maakt. Un grand sentiment, une grande souffrance peuvent conduire à la même unité inférieure qu'une philosophie et en tenir la place, zegt zij zelf. Donne's aanvangsregels van The Broken Heart:
He is starke mad, who ever says
That he hath been in love an houre,
zouden door Godeau onmiddellijk worden beaamd, maar door Véronique worden afgewezen, zonder dat men haar met recht van pruderie zou kunnen verdenken. Liefde heeft voor haar niets ongelijkmatigs; is niet afhankelijk van bepaalde prikkels of verlangens. Liefde is voor haar een gebied van waaruit geen uitstapjes te maken zijn, want zij denkt aan Godeau naturellement, nécessairement, comme chacun ne pense qu'à soi. Liefde is ook een kuise zaak - maar bestaat er geraffineerder wellust dan besloten ligt in deze zin, die Jouhandeau haar in de mond geeft: - Ce ne sont pas ceux qui ont déshonoré le plaisir qui en éprouvent le plus? Geluk betekent dit alles echter niet voor haar. Zij heeft het integendeel op haar volmaakt onlarmoyante manier voortdurend over haar souffrance en beweert dat Godeau de eigenlijke betekenis van dat woord niet vat. Maar op zijn ironisch plagerijtje: - Quelle misère, n'est-ce pas? d'avoir souffert seulement comme je sais! antwoordt zij slechts ontwijkend, er enigszins onwillig mee te kennen gevend dat er behalve, en naast die souffrance ten slotte toch nog een geluk bestaat dat Godeau evenmin kent. Die pijn komt overigens niet voort uit onderworpenheid, maar uit kwetsbaarheid. In hun verhouding is zij het, die het meest op het spel zet, die de moedigste is. The essence of being human, zegt George Orwell in een aardige afrekening met de mythe van de heiligheidGa naar voetnoot*), is...... that one is prepared in the end to be defeated and broken up by life, which is the inevitable price of fastening one's love upon other human individuals. Wat men hier ook van denken mag, Véronique zou in ieder geval onmiddellijk zichzelf herkend hebben in deze uitspraak. Godeau echter is onmachtig om volkomen in een vriendschap op te gaan. Véronique suggereert ergens, dat hij hievoor nóg te veel amour-propre heeft, en ofschoon het mij lijkt, dat hij van die kwaal al heel wat minder last heeft dan normaal is, zal dit, met zijn belangstelling ook voor zaken die buiten persoonlijke verhoudingen liggen, wel de voornaamste oorzaak van die onmacht zijn. Toch blijft ook hij een beminnelijk mens, die met zijn ironie niet alleen goed maakt wat Véronique aan die eigenschap lijkt te | |
[pagina 74]
| |
missen, maar die daarmee ook te verstaan geeft, dat hij haar superioriteit in verschillende zaken erkent. Niettemin is zijn macht over haar groter dan omgekeerd, waar Véronique met haar gewone luciditeit de volgende verklaring voor vindt: - Vous conduisez les gens très loin au milieu de vous et puis vous les y abandonnez. Een enkele maal blijven de gesprekken wel wat al te zeer een woordenspel, wat bij de opgave die de schrijver zich stelde, nauwelijks kan verbazen, maar toch blijft Véronicaeana één van die tegenwoordig al te zeldzame geschriften, waarin men nog de toon kan herkennen van de Franse moralisten, die meest geraffineerde schrijvers, die de Westeuropese literatuur heeft opgeleverd.
H. VAN GALEN LAST | |
[pagina 75]
| |
F. Sternberg, Hoe houden we de Russen tegen zonder oorlog? Leiden, E.J. Brill, 1948Een derde wereldoorlog is slechts denkbaar als het gevolg van een conflict tussen de twee super-staten, die na het einde van de tweede wereldoorlog zijn overgebleven. Het gevaar van een botsing tussen Amerika en Rusland ziet de auteur van Der Imperialismus echter niet in de eerste plaats in het verschil van ideologie en economisch stelsel, noch in een vacuum dat na het verdwijnen van Duitsland en Japan en de verzwakking van het Britse empire, in Europa en Azië zou zijn ontstaan, maar in de situatie waarin zich deze werelddelen met een bevolking van 1500 millioen mensen bevinden. De Europese en de Aziatische wereld verkeren in een crisis. Geheel Azië, de helft van de wereldbevolking, is in beweging. Het is niet alleen een strijd voor politieke onafhankelijkheid, maar ook een strijd tegen de oude reactionnaire feodale bevolkingslagen, een strijd voor de verbetering van de levensstandaard, die zonder industrialisatie niet mogelijk is. De Russen hebben bij de tegenwoordige tendens in Azië de sterkste troeven in handen; zij hebben zelf geen eigen koloniale gebieden; waar zij komen, liquideren zij het feodalisme en bevorderen industrialisatie. Het feit, dat er in Rusland een terroristische dictatuur heerst, is van geen belang voor de honderden millioenen, die nooit persoonlijke vrijheid of nationale onafhankelijkheid hebben gekend en hetzelfde argument geldt overigens voor de landbouwlanden in Oost-Europa, waar de boerenbevolking meer geïnteresseerd is in de grond dan in parlementaire systemen. De Russische expansie met wapengeweld of door financiële steun aan reactionnaire regeringen tot stilstand te brengen is onmogelijk. Door het reactionnaire en corrupte regiem van Tsjang-Kai-Tsjek te steunen, heeft de Amerikaanse politiek de agrarische hervormingen tegengehouden, die voor China absoluut noodzakelijk zijn. Maar alle hulpbronnen van de Verenigde Staten, schreef reeds in de zomer van 1947 de New York Herald Tribune, zouden niet in staat zijn een regering lang aan de macht te houden, die gehaat wordt door meer dan 450 millioen Chinezen. Om de Russische invloed te keren zouden de Verenigde Staten progressiever moeten zijn dan de Russen. In China, zoals in geheel Azië, zijn ingrijpende agrarische hervormingen nodig om een hoger levenspeil mogelijk te maken. Alleen zulk een politiek, gepaard met gelijktijdige hulp voor de noodzakelijke industrialisatie, zou kansen bieden, dat op een van de beslissende punten in het wereldparallelogram de Russische invloed zou kunnen worden gestopt. Voor Europa geldt hetzelfde: ook hier moet men progressiever zijn dan de Russen. Het betekent een verenigd en zelfstandig Europa door middel van democratische en planmatige methoden. De omwentelingen op het gehele eurazische continent zijn zo groot, dat het onmogelijk is, om terug te keren tot de vroegere verhoudingen. Europa is verarmd aan kapitaal, het tijdperk van het koloniale imperialisme loopt ten einde, en daarmede de voorkeursposities die Europa in Azië bezat en terwijl voeger Europa (de 16 ‘Marshall-landen’) een kwart van zijn gehele import met de rente van zijn buitenlandse beleggingen betaalde, moet thans de gehele import door zijn export worden gedekt. Een verenigd Europa zou economisch sterk genoeg zijn om een zelfstandige politieke macht te vormen tussen de twee wereldmogendheden en in dat geval zou de verhouding tot Rusland ook uit zuiver economische gezichtspunten kunnen worden bepaald. De Amerikaanse politiek ten opzichte van West-Duitsland maakt deze ontwikkeling echter onmogelijk. Evenmin als men met Chinese reactionnairen op den duur een dam kan opwerpen tegen de communisten | |
[pagina 76]
| |
en tegen de Russische expansie kan men dat met Duitse reactionnairen. Met dergelijke methoden kan men de expansie van de communisten wel tijdelijk tegenhouden, maar men schept tevens de voorwaarden die hun à la longue ten goede zullen komen. De vraag van oorlog of vrede is voor Sternberg de vraag, door welke politiek de verdere ontwikkeling zal worden bepaald, de vraag, of de crisis op ‘progressieve wijze’ kan worden overwonnen. Progressief betekent voor hem: ‘progressiever’ dan de Russen. Sternberg zal zeker niet ontkennen, dat binnenlandse tegenstellingen en burgeroorlogen heden onmiddellijk een internationaal aspect krijgen en ieder buitenlands conflict zijn weerslag vindt in de binnenlandse politiek. Vijfde cólonnes beïnvloeden de internationale machtsverhoudingen. Maar de agrarische revolutie van millioenen Chinese boeren is niet door een Stalinistische vijfde colonne geënsceneerd; de invloed van de Franse communistische partij is niet het werk van ‘agenten van Moskou’. Het tegengaan van de communistische invloed en het bewaren van de vrede vragen volgens Sternberg éénzelfde politiek. ‘De overwinning van de Russen in Europa betekent oorlog’ schrijft hij terecht en hetzelfde kan men wel van Azië zeggen. In deze gebieden ligt echter niet alleen de haard van het oorlogsgevaar, maar ook de hefboom voor de vrede. Want hoe kan de overwinning van de Russen worden verhinderd? Niet door de versterking van de reactie - zegt de schrijver - want deze kan slechts de weg voor de communisten vrijmaken. Indien hij zich tegen de Amerikaanse politiek keert, dan is dat niet, omdat deze een dam opwerpt tegen Russische agressie, maar voorzover zij dat doet op een wijze, die het tot stand komen belemmert van een geünificeerd en socialistisch Europa, dat alleen de millioenenmassa's achter zich kan hebben. Hetzelfde geldt voor Azië. Uit dit alles blijkt, dat voor de schrijver de bewapening niet primair is; in bepaalde gevallen (bijv. in China) zelfs volkomen nutteloos. Dit alles zijn overtuigende argumenten voor wie het, zoals voor de schrijver, de allesbeheersende vraag is, hoe de verdere expansie van de Russen te verhinderen en daarbij toch de vrede te bewaren. ‘Het wil mij toeschijnen’, zegt Sternberg, ‘dat zij, die over oorlog en preventieve oorlog schrijven, altijd slechts zien, wat de gevaren zijn van een verdere Russische expansie, maar veel te weinig zien, wat tegenwoordig de gevaren van een oorlog zijn.’ Zijn these is, dat de strijd tegen de Russen alleen op politiek terrein te winnen is, want een, zelfs succesvolle, oorlog tegen de Sovjet-Unie is geen uitweg. Men moet er mee rekenen, dat een oorlog van de Verenigde Staten niet slechts in de Sovjet-Unie, maar bovendien in Europa en Azië moet worden gewonnen. Sternberg analyseert de militaire machtsverhoudingen en voert de argumenten aan voor zijn conclusie, dat deze verhoudingen zich ten gunste van de Sovjet-Unie zullen wijzigen; maar hij zet tevens uiteen, waarom het idee van een preventieve oorlog tegen Rusland (een Blitzkrieg met het atoomwapen) een gevaarlijke illusie is. Indien binnen afzienbare tijd een oorlog zou uitbreken, zal er geen kracht ter wereld zijn, die zal kunnen verhinderen, dat het Russische leger oprukt naar Calais en grote gebieden van Azië zal bezetten. Aan de andere kant beschikt Rusland over het enige deugdelijke wapen tegen de atoombom, namelijk de uitgestrektheid van het land en indien men de atoombom tegen het Rode Leger in Europa wil gebruiken, moet men niet vergeten, dat ‘Europa een gijzelaar is tegen een preventieve oorlog’, zoals Walter Lippmann schreef. Het gevolg van een oorlog tegen de Sovjet-Unie ter verdediging van de democratie, zo meent de schrijver, zou ook in Amerika een dictatoriaal bewind ten gevolge hebben. In een wereld van Heroshima's in Europa en in Azië zou Amerika de wereld- | |
[pagina 77]
| |
heerschappij moeten uitoefenen, maar de Verenigde Staten zouden dan een eiland zijn in een oceaan van barbarisme en onder zulke voorwaarden zouden ook de democratische instellingen in de Verenigde Staten niet in stand kunnen worden gehouden. Het komt mij voor, dat het niet moeilijk is om aan te tonen, dat de door Sternberg becritiseerde politiek niet alleen de oorlog onvermijdelijk maakt, maar reeds vóórdien zal leiden tot ondermijning van de democratie, die (tezamen met zonderlinge bondgenoten) tegen het gevaar van het totalitarisme moet worden verdedigd. Het probleem van oorlog en vrede te zien als uitsluitend afhangend van de Amerikaans-Russische tegenstelling, waarbij Amerika als bolwerk wordt beschouwd van de vrijheid en Rusland als oorlogszuchtige agressor, is m.i. een even naïeve als gevaarlijke simplificatie. Ook houdt de op zichzelf juiste mening, die in progressieve kringen op grond van democratische overwegingen wordt aangehangen, dat een kapitalistisch Amerika toch te verkiezen is boven een totalitaire politiestaat, voor het hier behandelde probleem nog geen oplossing is. Het tempo der huidige wereldgeschiedenis gaat snel. De passages, die Sternberg wijdt aan de Amerikaanse politiek ten opzichte van China, moeten reeds in de verleden tijd worden gelezen. Nergens is zo éclatant de kortzichtigheid en het onvermijdelijke bankroet van de anti-Russische politiek gedemonstreerd als in China: het gaat al niet meer om Tsjang-Kai-Tsjek, maar om Mao Tse-tung en om de vraag, of Amerika en het Westen bereid zijn tot een loyale samenwerking met en economische steun aan dit progressieve ‘communistische’, maar niet stalinistische, China van de ‘nieuwe democratie’. Het zal uitsluitend van deze politiek en niet meer van Amerikaanse wapens afhangen, of China met zijn eenvijfde deel van de wereldbevolking op den duur geheel in de Russische invloedsfeer zal worden betrokken, met alle gevolgen, die dit voor de verdere ontwikkeling in Azië zal hebben. Wat de politieke ontwikkeling in West-Europa betreft, moet men m.i. wel tot de conclusie komen, dat de poging om de Europese crisis op een progressieve wijze te overwinnen, niet meer aan de orde is. Sternberg legt in zijn geschrift geheel de nadruk op de noodzakelijkheid van een algehele verandering der Amerikaanse politiek t.o.v. Europa. Afgezien van gevallen als West-Duitsland, waar oude reactionnaire bevolkingslagen met Amerikaanse hulp aan de macht worden gebracht, wordt deze Amerikaanse politiek versterkt door de sinds het einde van de oorlog steeds toenemende reacties in de Westeuropese landen zèlf. Men is op weg naar een herstel van een, zij het ook door overheidsmaatregelen en staatskapitalistische enclaves gebreideld, particulier kapitalisme. De sociale voorwaarden zijn hiervoor echter niet meer aanwezig en het zal zich derhalve alleen kunnen handhaven onder reactionnaire of neo-fascistische regimes. Intussen vertrouwt men op de tijd van de opbouw van een militair apparaat, dat t.z.t. de Russen niet alleen zal moeten tegenhouden, maar hen ook uit de huidige invloedssfeer zal moeten terugdringen. Alleen als de gebieden achter het ijzeren gordijn weer safe for democracy zijn gemaakt, zo meent men, is er een waarborg voor de vrede. Of met de woorden van de steeds strijdvaardige Churchill: ‘Er zal nimmer een stabiele vrede in Europa zijn zolang heel Centraal- en Oost-Europa beheerst worden door Aziatisch imperialisme en communistisch geweld.’ Indien Sternbergs analyse juist is, dan is het vooruitzicht somber.
ARTHUR LEHNING | |
[pagina 78]
| |
Marcel Savane, André Malraux, Richard Masse, Parijs 1946.
| |
[pagina 79]
| |
zelf. Over Malraux put hij zijn kennis voornamelijk uit de stukken over D.H. Lawrence, Choderlos de Laclos en Faulkner, die zeker bijzonder belangwekkend zijn, maar toch minder geschikt om Malraux' characteristica te vinden. Niet onjuist is de uiteenzetting over het erotisme dat de liefde aan het vervangen is, al komt enigszins ten onrechte de heer D.H. Lawrence er wel wat te veel bij te pas. Op het eind van het betoog blijkt plotseling dat Cl. Mauriac het erotisme toch eigenlijk erg lelijk en abnormaal vindt en dat de Liefde er door verraden wordt. Het tweede deel gaat over de héros en hierop slaat ongetwijfeld ook het grapje in de titel, waarvan de humor mij, helaas ontgaan is. Ook Cl. Mauriac heeft een slagwoord: het is ‘notre auteur’. Over de Psychologie de l'Art heeft hij opvattingen die op zijn minst discutabel zijn. Iets wat mij vroeger reeds opviel, en nu weer opnieuw in elk van de drie besproken boeken, is de geringe waarde die men veelal toekent aan La Voie Royale. Savane vindt dit een veel minder grote roman dan Les Conquérants, al zijn de personages levensechter, Picon vermeldt het boek helemaal niet en Cl. Mauriac vindt het slecht. Toch is naar mijn mening Le Voie Royale zeker niet minder waardevol dan de andere romans. Het boek is misschien minder algemeen van opzet, maar bepaalde accenten hebben een intensiteit bereikt, waardoor juist dit boek meer dan de andere als een voorloper zou kunnen gelden van La Lutte avec l'Ange. Speciaal in het einde van het boek is dit het geval: één van de beperkingen van de menselijke staat, de uiteindelijke eenzaamheid, is er in al zijn beklemming in aanwezig, maar ook het tegenaccent, het tijdelijk overwinnen van het noodlot, hier door de vriendschap, is daardoor wellicht sterker dan waar ook in Malraux' andere werk.
S.R. DE GROOT | |
[pagina 80]
| |
Curzio Malaparte, Kaputt, Manteau, Brussel 1948Bonaparte hield er van, zich met generaals en adel te omgeven. Zijn grammatische tegenpool Malaparte heeft alleen dit met hem gemeen. Malaparte heeft zich blijkbaar considerabele moeite gegeven zich in de upper-ten van de as te dringen, en bevindt nu tot zijn voordeel, dat een society- kolom nog altijd aftrek vindt, ook al zijn de happy few al gedeeltelijk gehangen. Om echter beter te verkopen moest Malaparte anti-fascist zijn. Het lijkt in de gegeven omstandigheden verdacht veel op de pretentie van vele Italianen, wegens anti-fascisme in de gevangenis gezeten te hebben als zij een bekeuring gehad hebben voor zonder licht rijden. Een waardeloos Frans blad vertelt, dat Palmiro Togliatti beweerd heeft, dat Malaparte geprobeerd heeft lid van de Italiaanse communistische partij te worden en dat hij dit nu ontkent. Dat hij redacteur van het communistische blad ‘l'Unità’ is geweest, schijnt er niet toe te doen. Malaparte wachtte zich er blijkbaar voor weer het kwade deel te kiezen en er was natuurlijk ook nog geen communistische upper-ten om inside information over te geven. Daarom is Malaparte de geschiedenis ingegaan en laat in Parijs een toneelstuk opvoeren, weer met een Duitse titel, nl. ‘Das Kapital’ en de hoofdpersoon is niemand minder dan Karl Marx. Behalve aan zijn speculeren op de nieuwsgierigheid heeft Malaparte zijn succes te danken aan de warhoofdige, gezochte stijl en de vage gewichtig-doenerij en voorspiegeling van ‘grote dingen’ te weten, die toch nooit onthuld worden, welke manieren aan velen het gevoel geven, hoge literatuur te lezen. Het is een beproefd systeem (zie Axel Münthe). Voegt men er dan nog een passage in over de bevroren paardenlijken in het Ladogameer, dan bereikt men een tweeledig succes: het grootste deel der mensheid 1e griezelt aangenaam 2e meent de stem van het wereldgeweten te horen. En dat het wereldgeweten blijkbaar graag gediend wordt door louche aanstellers, wordt weer eens te meer bewezen door de alzijdig waardeloze comedie van het proces Kravchenko.
L.Th. LEHMANN Tekeningen en vignetten in dit nummer van W. Huikeshoven, Q. Collard en W.J. Rozendaal. |
|