vergeleken bij wat je te lijden krijgt als je dood bent: beesten en vuur en zo... Maar je schijnt het te willen, godvergeten stommeling.
Weet U wat die schobbejak toen tegen me zegt? ‘Goed dan, reverendo, dan wil ik wel biechten, op voorwaarde dat ik 1000 lire van U krijg.’ - Nou, toen ben ik pas goed gaan schelden, dat begrijpt U. - Stinkzwam, verrajer, dat soort vuile zaakjes heb je je hele leven gedaan, dacht je mij daarvoor te krijgen? Branden zul je, ik moet er niet aan denken wat je te wachten staat!
Toen zei-d-ie: - Nou, maakt U zich maar niet kwaad; van die 1000 lire wil ik wel afzien. Maar geef me dan een fles wijn en een braadkip als ik biecht. - Nou begin je wat verstandiger te praten, zeg ik - daar valt over te denken. Goed, dan wil ik wel - voor je genezing - die wijn en die kip geven, maar dan moet je eerst biechten. - Nee, eerst de wijn en de kip - zegt me dat vuile misbaksel. Ik: - eerst biechten. Hij: - eerst de wijn.
Enfin, ik ben maar weggegaan. Want weet U, ze durven gewoon niet. Ze zouden bést aan de kerk willen gehoorzamen, hoor, maar ze mogen niet van hun partij; ze hebben hun handtekening moeten zetten, in bloed geschreven, dat ze tegen de kerk zouden zijn.
Ik: ‘Hoe gaat het nu met die man?’ Don Sturla: ‘O slecht, ze geven hem zuurstof, hij is bijna dood; laat ie maar creperen.’
Die man is enkele weken later overleden, zonder biecht, en met de wens om een ‘burgerlijke’ begrafenis (geen kerkelijke uittocht) te hebben. Het was al het derde geval zo binnen een maand, vandaar de ‘belangstelling’ van de priesters. Het verhaal gaat ook dat een verpleegster - sig.na Rossignotti - stilletjes een bidprentje onder het matras van de zieke schoof, maar die merkte het, en gaf haar een klap in haar gezicht.
Don Sturla: ‘Komt U uit Holland? O, mooi land, daar leeft men goed; Holland is een katholiek land, waar wij zijn, is het goed. - Wat? niet allemáál katholieken? Nou ja, maar dan toch de meesten. Hebben ze er mooie kerken? - wèl, zegt U? - Maar toch lang niet zo rijk en met zoveel goud als bij ons hè? - Vooral in deze streek hebben we prachtige rijke kerken. Ja hoor, we zullen wel winnen. Die vuillakken, we krijgen ze wel klein...’
Don Sturla stond en staat bekend als een moedige anti-fascist die zijn mening nooit onder stoelen of banken stak. En verder stond en staat hij bekend als een genieter, van vrouwen, van wijn en van minderjarigen (dit laatste volgens mijn - communistische - schoenmaker).
Fragment uit een Italiaanse brief van 13 April 1948