Hij wil gaan liggen, uitblazen een poos,
En hangt smaakvol in evenwijd'ge bogen
Zijn dweilen uit, om onderwijl te drogen,
Rood, geel, groen, blauw van verf en bloed en roos;
Op 't tekenvuil in 't oosten gooit hij boos
De kop'ren kam, nu heelemaal verbogen. -
Pet-blauw, knoop-geel, stuiptrekkend vastgezogen
Veel buit aan kam: hij voelt zich virtuoos.
Daar krauw'len uit de schurft luizen en maaien:
Ze zien verbleeken de onschaadlijke dweil,
En machtloos-verre tanden groenig laaien:
Lovend hun luizengod in luizenstijl
Gaan dankbaar ze naar bed, en vroom en geil
Kruipen ze zweetend op elkaar en n.....
Deze drie sonnetten, die nooit bestemd zijn geweest voor publicatie in of buiten de twee delen van de bundel ‘Brahman’, en waarvan de tijd van ontstaan niet meer is vast te stellen, zijn ons door Victor E. van Vriesland afgestaan uit Dèr Mouws nalatenschap. Zij zullen binnenkort verschijnen in het Derde Deel der Verzamelde Werken, bij G.A. van Oorschot.