Libertinage. Jaargang 1(1948)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] [J. Emmens: gedichten] Lof van Klaas Vaak Wie op de standen van de dag zijn leven sleet, zal met mij weten hoe hinderlijk het alvergeten is van het hoogtij van de nacht: droomkuiken dat niet uit wil komen, al pikt het somtijds aan de wand, zo spoelen wegebbende dromen nalatig langs der dagen kant. Zo blijft het steeds: het vluchtige bereiken van een volwassenheid die mij misstaat. Maar als de branding op de stranden slaat voel ik mij groot door de onmacht van mijn dromen en 'k durf de dag als kind weer binnenkomen om 't resulterend wrakhout te bekijken. J. Emmens [pagina 55] [p. 55] Voor de Kade Voor de kade wisselt een wolk meeuwen als strooibiljetten op een sterke wind van aanblik als 't verloop van eeuwen. Het is windstil. De wind is een klein kind dat met geluidjes brood staat uit te strooien. Zijn tijd aan denken of aan doen vergooien verschilt niet veel, 't is stenen toch voor brood. Wordt liever kind: twee beentjes en wat rood het doet soms eeuwen inderhaast ontdooien. J. Emmens [pagina 56] [p. 56] Een Zieke Zijn leven werd een beeld door oogkassen omlijst; er schoof een kamer in, terughoudend, en een boom bewoog zich vruchteloos: de nawee van een droom des ochtends als de dag het tegendeel bewijst. Soms was er ook een vrouw, maar als een schim bemoeiziek dwalend door het dwaze beeld dat hem al niet meer aanging; en verveeld deed hij of hij genas, lachte en vond zich slim, omdat alleen de boom hem nog interesseerde, die als een worm stak in zijn denken overdag, maar 's nachts verzadigd werd, wanneer hij toegaf aan het gevoel van water dat het dier begeerde. Die morgen was windstil. Hij was bevreemd dat er toch nog iets aandrong en stond op en zocht het water om dat te vinden wat de vrouw pas jaren later vond: ook zij was van zichzelf vervreemd. J. Emmems Vorige Volgende