Un Inetto, Een Ongeschikte, heten, maar een uitgever zei dat dit een ‘onmogelijke titel’ was). Dit boek, waaruit op zijn minst toch reeds zijn bijzonder talent voor de psychologische analyse bleek, had weinig weerklank in de pers en vrijwel geen lezers. Vijf jaar later schreef hij Senilità, maar dat werd in het gehéél niet opgemerkt. Deze teleurstelling deed Svevo besluiten verder maar te zwijgen, hij had het trouwens zeer druk gekregen als zakenman. Daar hij jaarlijks in Engeland moest zijn, ging hij Engelse les nemen op de Berlitz-school in Triëst, waar hij James Joyce als leraar vond (1906). Deze ontmoeting beschouwde hij zelf als een belangrijke literaire gebeurtenis: Joyce vond Senilità een goed boek en kende er stukken van uit het hoofd, een waardering waarvoor de teleurgestelde auteur wel bijzonder gevoelig geweest moet zijn. Svevo's contact met de Engelse mentaliteit heeft misschien meer betekend dan men weet of bepalen kan: het is in ieder geval een opvallend verschijnsel dat, naarmate hij ouder wordt, steeds meer een zeer on-Italiaanse humor in zijn werk boven komt drijven, en dat anderzijds later juist de Engelse lezers die humor bijzonder apprecieren. Zelfs de onbenulligste recensie gewaagt ervan, vaak vindt men hem ronduit ‘leuk’, en te vergelijken met Charlie Chaplin of...... Buster Keaton.
Toen in de oorlog Svevo's zaken stil lagen en hij zijn vrije tijd niet meer vullen kon met vioolspelen alléén, kwam hij er toe Freud's werk te bestuderen en op verzoek van een neef, medicus, vertaalde hij Freud's Traum-deutung.
In een biografie, aanvankelijk geschreven door een vriend, maar door Svevo zelf tenslotte helemaal omgewerkt, en dus een autobiografie, zegt hij dat Freud's werk hem boeide, omdat hij wilde leren wat verstaan moest worden onder ‘volmaakte innerlijke gezondheid’, en dat hij in het geheel geen literaire bijbedoelingen had. Hij trachtte toen wel eens psycho-analytische proeven met zichzelf te nemen, alléén en dus ‘in volstrekte tegenspraak met de theorie en praktijk van Freud’. In die tijd (1919) bezwijkt hij voor de behoefte weer een boek te schrijven - het was 22 jaar geleden dat hij Senilità maakte -, maar ook La Coscienza di Zeno viel in een ijzige stilte. In het door hemzelf herschreven biografietje heet het: ‘Hij nam niet aan dat zijn romans weinig waard waren. Hij kende hun fouten wel, maar geloofde toch niet dat het fiasco dááraan te wijten was. Daarom was het vergeefse moeite door te gaan met publiceren. Hij meende dat óók wie het talent heeft om romans te maken, aanspraak mag maken op een leven dat waard is geleefd te worden. En als, om dat te bereiken, afgezien moest worden van een bezigheid waarvoor men geboren is, dan moest men zich er bij neerleggen. Want hij wist dat hij zijn taal niet op kon smuk-