Leysen-boeck der catholycken daerinne vergadert zyn wt verscheyden boecken veelderhande leysenen himni ende geestelycke liedekens
(1605)–Anoniem Leysen-boeck der catholijcken– AuteursrechtvrijRefereyn.
Ga naar voetnoot+O traghe menschen, wilt u vercloecken
Ga naar voetnoot+En pijnt u geringe, op te stane
Ga naar voetnoot+Gaet den nieuwen gebooren Coninck soecken
Ga naar voetnoot+Hy leyt int Cribbeken, gewonden in doecken
Ga naar voetnoot+Minlijck bereet, om elcken te ontfane
Hoort wat ick u wt Esaias vermane
Ga naar voetnoot+Staet op Hierusalem, u licht schijnt openbaer
Ga naar voetnoot+Treet de wapenen der rechtveerdicheyt ane
Ga naar voetnoot+V voeten gheschoeyt zijnde, pijnt u te gane
Ga naar voetnoot+Na Bethleem, den Salichmaker vint ghy dan
Neemt d’Engelsche bootschapmetten Herds waer
Sondige menschen, wilt nae Bethleem haesten
Ga naar voetnoot+Soeckt den Heere, hy loopt u selve naer
Ga naar voetnoot+Gaet met vollen betrouwen, vry sonder vaer
Ga naar voetnoot+Door den wech der penitentie, ten naesten
Ga naar voetnoot+Gaet in u jeucht, beyt niet ten laesten
Ga naar voetnoot+Als u de bitter doot compt verslinden
Ga naar voetnoot+Soect den Heere, te wyle ghy hem muecht vinden
Ghy machtige menschen, rijck van haven
Ga naar voetnoot+Paus, Cardinalen, Geestelijcke Regenten
Coningen, Princen, Hertogen, Graven
Cooplien, Ambachtslien, arm simpel slaven
Geordende menschen, wt allen Conventen
Ga naar voetnoot+Voor t’huysken van Bethleem, slaet u Zeus
Ga naar voetnoot+En wilt den nieuwen Coninck aenbeden
Ga naar voetnoot+Metten dry wijsen wt Orienten
Valt hem te voet, en laet u oude ghewenten
Daer ghy Gods gebodt, door hebt overtreden
Ga naar voetnoot+Offert hem u herte, laet af sijn gesneden
Ga naar voetnoot+Alle boosheyt, wilt ghy vercrijgen boete
| |
[pagina 7]
| |
In een levende offerhande gheeft u ledenGa naar voetnoot+
Sie ghy hebt gegeven, tot onsuyverhedenGa naar voetnoot+
Dus doende, paeyt ghy t’kindeken soeteGa naar voetnoot+
De Bruydegom comt, gaet hem te gemoete
Eer de deur wert gesloten, metten wel gesinden
Soect den Heere, te wyle ghy hem meucht vinden.
Soect den Heere, met berouwigen grondeGa naar voetnoot+
Met suchtender herten met schreyenden oogenGa naar voetnoot+
Wanneer ghy hem hebt verloren, door de sondeGa naar voetnoot+
Kent u ghebreck, en belijt metten mondeGa naar voetnoot+
Hy sal u sijn bermherticheyt, toogenGa naar voetnoot+
Een kindeken jonck, is goet om boogenGa naar voetnoot+
Tsal lichtelijck laten sincken zijnen torenGa naar voetnoot+
Sijt ghy arm? wilt u te soecken poogenGa naar voetnoot+
Den milden Coninck, niet om verhoogenGa naar voetnoot+
Hy sal ontsluyten, zijn Godlijcke TresorenGa naar voetnoot+
Zijt ghy cranck, gewont, gaet soect als vorenGa naar voetnoot+
Den grooten Medecijn, die u mach genesenGa naar voetnoot+
De wyle ghy den tijt hebt, wilt hem oorbooren,Ga naar voetnoot+
Want den stercken Engel, heeft geswoorenGa naar voetnoot+
By den levenden inder eeuwicheyt gepresenGa naar voetnoot+
Dat nae desen tijt, gene tijt en sal wesen
Dus eermen u handen, en voeten gaet bindenGa naar voetnoot+
Soect den Heere, de wyle ghy hem muecht vinden.
Comt liever, ter eerster uren, dan ten elvenGa naar voetnoot+
Inden Wijngaert des Heeren, eert wert te spadeGa naar voetnoot+
Soect den verborgen schat, wilt dien wt delven
Die hem selven soeckt, verliest hem selvenGa naar voetnoot+
Die tijtlijck gewin soect, vint der zielen schadeGa naar voetnoot+
Soeckt t’ghene dat boven is, leeft by radeGa naar voetnoot+
Niet dat vander eerden is, nae Paulus leere
Soect eerst t’rijcke Gods, slaet dees werct gade
En zijn rechtveerdicheyt, en door Gods genadeGa naar voetnoot+
Sal hy u toe worpen, cost ende cleere
| |
[pagina 8]
| |
Ga naar voetnoot+Soect ghy sult vinden, seyt Christus de Heere
Ga naar voetnoot+Wilt u niet als ongeloovige vermeten
Ga naar voetnoot+Te soecken wellust, oft tijtlijck eere
Ga naar voetnoot+Gadert hier geenen schat, soeckt niet te seere
Wat ghy sult aendoen, drincken oft eten
Dit soecken de Heydenen, die niet het en weten
Maer wilt ghy als sy, niet heel verblinden
Soect den Heere, te wyle ghy hem meucht vinden.
Ga naar voetnoot+Soeckt den Heere inde bequame tyen
Ga naar voetnoot+Nu hy nae by is, of my sal u ontverren
Ga naar voetnoot+Soect bystant aen hem, in alle lyen
Ga naar voetnoot+En zijnen Godlijcken troost, sal u verblyen,
Ga naar voetnoot+Soect hem niet als Herodes, maer sonder merren
Soect hem metten dry Coningn, volcht der sterren
Ga naar voetnoot+Wilt ghy salichlijck, voor t’Cribbeken geraken
Ga naar voetnoot+Wilt op een wech, inde werelt niet verwerren
Ga naar voetnoot+Wan die byden, Ter wandelt, sal hem beterren
Ga naar voetnoot+Die eertschen troost soect, en mach gods troostenz
smaken
Ga naar voetnoot+Die den Heere wil vinden, moet sijn selfs versaken
Ga naar voetnoot+En zijn cruys op nemen, t’zijn leecke oft clercken
Ga naar voetnoot+Soect den Heere, in vasten, bidden en waken
Ga naar voetnoot+Merckt te wyle dat dach is, den nacht sal naken
Ga naar voetnoot+Seyt Christus, dat niemant en sal mogen wercken
Ga naar voetnoot+Soect den Heere, door den engen wech, en wilt mercken
Al is hy scherp, hy sal int leven inden
Soect den Heere, de wyle ghy hem muecht vinden.
Prince.
Ga naar voetnoot+ Soect den Heere, die wt liefden puerlijck
Ga naar voetnoot+ Om u te soecken is wten Hemel gedaelt,
Ga naar voetnoot+ Al seen goet Herder bermhertich natuerlijck
Ga naar voetnoot+ Dus neerstelijc soeckende met arbeyde suerlijck
Ga naar voetnoot+ Doen wy als verlooren schapen, liepen verdwaelt
Ga naar voetnoot+ En heft ons minlijc, op zijn schouderen gehaelt
Ga naar voetnoot+ En weder ter rechter kopen, gebracht
| |
[pagina 9]
| |
Dus siet dat gy zijn trouwe, met trouwen betaeltGa naar voetnoot+
Al hebben wy in zijn liefde, dickwils ghefaeltGa naar voetnoot+
Nochtans soect hy ons salicheyt, dach ende nachtGa naar voetnoot+
Cloppende staet hy voor ons duerken en wachtGa naar voetnoot+
So wie hem soect, dien sal hy hem selven gevenGa naar voetnoot+
Al hebben wy zijn Goddelijcke geboden veracht
Nu soect hem dit nieuwe jaer, elc in zijn ambacht
Neeringe, profijt, en welvaert, sal u aenclevenGa naar voetnoot+
Alle die Godt soecken, vinden d’eeuwich levenGa naar voetnoot+
Die hem selven soecken, naemaels veel allindenGa naar voetnoot+
Soect den Heere, dewyle ghy hem muecht vinden.Ga naar voetnoot+
Een kindeken is ons ghebooren
In Bethlehem,
Des had Herodes tooren
Dat scheen soo wel aen hem.
Drie Coninghen uyt vercooren
quamen in Ierusalem,
Sy vraeghde waer hy was ghebooren
Den Coninck der Ioden:
Wy saghen in Orienten zijn sterre staen,
Wy comen om te aenbeden,
Dat cleyne Kindeken.
Een kindeken is ons gebooren in Bethlehem, etc.
Doe Herodes dat vernam,
Dat het Kint ghebooren was,
Hy wert toornich ende gram
Ende hy ontsach hem das,
Dat hy verliesen soude
Zijn rijck was groot,
Hy dachte, hoe hy mochte brenghen
Dat Kindeken ter doot. Een Kindeken.
Hy vraechde met haestichede
Waer dat Kint ghebooren was,
| |
[pagina 10]
| |
Te Bethlehem in die stede,
Zoo was datmen daer las
Daer is hy ghebooren die Heere groot,
Die ons sal verlossen
Vander eewiger doot. Een Kindeken.
Herodes sprack tot den vroeden
Gaet henen, ende soeckt dat Kint,
Met alsoo grooten hoeden,
Men seyt hy is Coninck,
Coninck boven alle Coningen,
Soo is hy fijn,
Men seyt hy sal besitten
Dat rijcke mijn. Een Kindeken.
Als ghy dat Kint hebt ghevonden
Zo keert dan weder tot my,
In alsoo corter stonden,
En segget my waer dat het zy,
Ick sout soo geerne aenbeden
Dat cleyne Kindekijn,
Het heeft soos eer doorsneden
Het herte mijn. Een Kindeken.
Maer als die Koningen quamen
Buyten Ierusalem,
Met vreuchden zy vernamen,
Een Sterre staen voor hen,
Al tot dat zy vonden dat Kindekijn
In doecxkens ghewonden
By de Moeder zijn. Een Kindeken.
Drie Coningen aenbaden
Het Kint van derthien daghen out,
Zy offerden met weerdicheden
Myrthe, Wieroock, ende Gout,
Dat deden zy daeromme
Dat daer scheen groot noot,
| |
[pagina 11]
| |
Sy saghent al om ende omme
Van haven bloet. Een Kindeken.
Des snachts als sy slapen wouden,
quam de Engel Gods tot hen,
Dat zy niet keeren en souden
Al door Ierusalem,
Maer eenen anderen weghe
Soo sijn zy ghekeert,
Al in haer Coninckrijcke
Alsmen ons leert. Een Kindeken.
Nu bidden wy desen Kinde
Dat Iesus is ghenaemt,
Dat hy ons wil brenghen
Hier boven in dat soete lant,
Daer hem die Engelen eeren tot aller tijt
Dat gunne ons Godt die Heere
Der Heeren ghebenedijt.
|
|