Van eenige Boere Kerk-Meesters.
VIer of vijf mijlen van Parijs, leydt seeker Dorp, van welke Parochie Sint Sebastiaan de Patroon is, wiens beeltenis op 't groot altaar, in deselve Kerk gesien wordt, maar in den tijdt des Oorlogs hadden de Beeldt-stormers, nevens andere Beelden, deesen Heylig mede aan boort geweest, die hem zijn hooft en armen, sonder yets daar tegen te seggen, had laten ontroven, blijvende alsoo een tijdt lang staan pronken. Dit dede den Pastoor den elendige stant van S. Sebastiaan soo dikmaals aan zijn Dorp-lieden te vooren stellen, dat men eyndelijk Geldt schafte, om een nieuw te laten maaken; De last hier van kreegen de Kerk-Meesters, die naar Parijs by een Beeldthouwer gingen, dewelke sy vraagden, voor hoe veel gelt hy haar een S. Sebastiaan wilde maaken? Den Beeldt-houwer vraagde haar van wat hout sy dien hebben wilden? Van Eyken hout antwoorden sy, om daar na versilvert te worden, hy begeerde de groote te weten, die sy hem toonden, aan een Maat daar toe mede genomen? nog vraagde de Beeld-houwer, of sy 't beeldt wilden hebben gelijk of 't leefde, of gelijk stervende, of gelijk dood?