maken en gaat daar in leggen, en sendt zijn Huysvrou aan de Coningin, en opent de begeerte van haar overleden man, dewelke aan haar versogt heeft in zijn leven, dat hare Majesteyt aan den Koning soo veel geliefde te bidden, dat zijn Majesteyt hem dog alles geliefde te vergeven, soo hy zijn Majesteyt yets in zijn leven misdaan hadde, en zijn uitvaart met zijn tegenwoordigheyt te vereeren, het welke de Coninginne aanneemt, en van zijn Majesteyt verwerft. Marot dit verstaan hebbende, gebiedt dat men zijn Lijk op een seker uur voor by het Hof soude dragen, wetende dat den Koning gewent was, daar als dan te gaan wandelen, het welk geschiede. Den Coning de statie van verre siende, vraagde of het de Uytvaart van Marot was? wordt van de Edel-lieden geantwoort, ja; den Coning om zijn belofte te volbrengen, spoeyt hem naar de Kist, en gebiedt dat men deselve sal neder setten, seggende: Marot ik vergeef 't u uyt mijn geheele ziele wat gy my ooyt misdaan hebt, ik wenschte gy nog tegenwoordig hier waart. Marot dese blijde tijding hoorende, smijt het deksel van de Kist af, ende regt hem op zijne voeten, bedankt den Coning van zijn genadige vergiffenis, en word also weer met zyn vergramde Ma-