Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
Eenmaal het verdriet
Enden daar gy my in siet.
Uw mond
Die my wond
Laat die my ook genésen,
Laat mijn bleek gesigt
Waar uyt gy klaar kunt lesen
d'Oorsaak van mijn smert
Harde u eens gaan aan 't hert,
Al valt gy nog zoo wreed
Hem die uw noyt aandeed' het alderminste leed,
Soo kan hy niet
Haten u gebiedt
Mint slegts maar een ander niet.
De tijdt
| |
[pagina 80]
| |
Schoonse slijt
Het yser, en metaal, en
Sal noyt mijne min
In maat van tijd bepalen,
Schoon ik leefde heen
Duysend éwen agter een,
Soo sal uw soet gelaat
Dat in mijn hert na 't leven uytgeschildert staat,
Schoon gy te leur
Stelt mijn minnekeur
Noyt verschieten van koleur.
Ja alwaar
Ik aldaar
Nieuw Zemblaas bergen rijsen
Stijf verkleumt van koud,
| |
[pagina 81]
| |
Daar 's menschen hert most ysen,
Schoon ik my bevand
In des winters vaderland,
En dat de noordse beer
Een reeks van norse vlagen op my storte neer,
Soo soud de gloed
Die de liefde voed
Noyt bekoelen in mijn bloed.
O Min!
Die my in
Soo soeten hegtnis stelde
Mag standvastigheyd
Mag liefde niet meer gelden,
Geeft gy sulk bescheyd,
Een die voor u voeten leyt?
| |
[pagina 82]
| |
Is deugt en trouw te saam
By Goden nog by menschen niet meer aangenaam?
Wordt niet gekroondt?
En met min beloont
Hy die trouwe liefde toont.
En sal
'twreed geval
Het noodlot steeds verbolgen
Mijn opregt gemoedt
Te vuur en swaard vervolgen?
Valt het dan soo soet,
't Moorden van onnoozel bloedt?
Soo weet soo weet nogtans
Mijn suyvre vlam te dooven daar toe is geen kans,
'k sterv 'k sterv veel eer,
| |
[pagina 83]
| |
Leyt mijn hoop ter neer,
Manlijk op het bed van eer.
Lavs in amore mori.
|
|