Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Spannen wel de kroon,
Uw wesen, en gelaat vol minne vonken
Beloofde door haar lonken
Aan mijn min geen quaet
Maar nu gy soo ligtvaardig
Mijne trouw verraat,
Soo ken ik uw niet waardig,
Dat g'ook langer staat
Geschreven in het binnenst van
Mijn hert, soo dat ick ewig ban
Uyt mijn gedagten vyandin
Uw ligte min.
Of meent gy nog wel soete kindt
Dat mijne oogen door de kragt der liefde,
Daar gy me grievde
| |
[pagina 19]
| |
Sijn soo stekeblind,
Dat ik die nauwe band,
En slavernyen
Onendelijk sou lyen
Van uw straffe hand
O, neen! uw wreede sinnen
Hebben my betoont
Dat in uw hert van binnen
Niet dan wreedheit woont,
'k Verlaat uw nu gy my verlaat,
Ik min geen Juffer die my haat,
Wilt gy dat ik om uw ly
Soo ly om my.
Ik sla uw schoonheit in de windt,
Gelijk gy eertijts deedt mijn droeve klagten,
| |
[pagina 20]
| |
'k Sal voort veragten
Uw die 'k heb bemint,
Vaar wel in eewigheit wel eer beminde
Ligtvaardige Clorinde
Vol ondankbaarheyt;
Mijn trouw heeft uw verweten
Uwe trouwloosheen,
Ik sal nu haast vergeten
Uw om Clorimeen,
Wanneer ik bly, en vol van vreugt
In wederliefd' sal sijn verheugt
Als gy helaas beklagen sult
Te laat uw schult.
|
|